Judges 20:4-5

12) antwoordde de Levietische man,

Dat is, verlof hebbende om te spreken, zo nam hij het woord, en verhaalde de ganse zaak; zie Richt. 18:14.

Jud 18.14

13) man van de vrouw,

Hoewel de vrouw zij bijwijf was, werden zij nochtans voor echte lieden gehouden; zie Richt. 19:2.

Jud 19.2

14) gedood was,

Dat is, alzo mishandeld, dat zij er van gestorven was, gelijk in het volgende verhaald wordt.

15) tegen mij het huis bij nacht;

Om mij gruwelijk te misbruiken.

16) dachten mij te doden,

Te weten, indien ik hun gruwelijke moedwilligheid niet zou hebben willen gehoorzamen; en ik had liever te sterven dan zulks te doen.

Judges 20:10

23) volk,

Dat strijden zal.

24) Gibea-benjamins,

In #Richt. 20:9 en doorgaans in deze historie genoemd Gibea, dat is, den inwoners van Gibea doen naar hun verdiensten.

Jud 20.9

Judges 20:20

38) schikten de mannen Isra‰ls

Dat is, zij stelden zich in orde om te strijden, zij stelden hun slagorde.

Copyright information for DutKant