Judges 3:31

48) was Samgar,

Te weten, richter, verlosser.

49) ossenstok;

Het Hebreeuwse woord komt van leren, en betekent zulk een stok, knods of roede, waaraan een of meer prikkels zijn, dienende om de ossen in het ploegen te leren voortgaan. Hiermede wordt te kennen gegeven de slechtheid en geringheid der middelen, die nochtans van den Heere alzo zijn gezegend, dat veel welgewapend volk daartegen niet heeft kunnen bestaan, gelijk David Goliath met zijn slinger neervelde. Vergelijk 1 Cor. 1:28, en zie boven, Richt. 3:15, en onder, Richt. 15:15, enz.

1Co 1.28 Jud 3.15 15.15

Judges 20:16

32) links waren;

Hebreeuws, gesloten aan hun rechterhand, of, wier rechterhand gesloten was; Zie boven, Richt. 3:15.

Jud 3.15

33) deze allen slingerden met een steen op een haar,

Of, een ieder van dezen slingerde met een steen, enz.

34) dat het hun niet miste.

Hebreeuws, en deden [den steen] niet missen, of, feilen, afdwalen; te weten, van op een haar te treffen. In het Hebreeuws wordt hier gebruikt hetzelfde woord, dat overal zondigen, doen zondigen betekent, omdat de zonde een missing, feil, of afdwaling is van Gods wet, wanneer iets daarmede niet overeenkomt, of [gelijk de apostel Johannes zegt, in den 1n Brief, 1 Joh. 3:4] onwettigheid, of onwettelijkheid is. Vergelijk Job 5:24.

1Jo 3.4 Job 5.24
Copyright information for DutKant