Judges 3:9-10

18) Kenaz,

Zie boven, Richt. 1:13.

Jud 1.13
19) Geest des HEEREN was over hem,

Versta, den geest der dapperheid, kloekmoedigheid, wijsheid, beleid, enz. werkende in hem hetgeen tot uitvoering zijns beroeps nodig was. Vergelijk onder, Richt. 6:34, en Richt. 11:29.

Jud 6.34 11.29

20) richtte Isra‰l,

Zie boven, Richt. 2:16.

Jud 2.16

21) Syrie,

Hebreeuws, Aram. Zie Richt. 3:8.

Jud 3.8

22) sterk werd over Cuschan Rischataim.

Dat is, hij werd dezen koning te sterk, hij werd zijner machtig.

Judges 3:15

25) een zoon van Jemini,

Dat is een Benjaminiet, gelijk onder, Richt. 19:16.

Jud 19.16

26) links was.

Hebreeuws, die aan, of, van zijn rechterhand versloten was, of, wiens rechterhand gesloten was; dat is, die zijn rechterhand niet zo wel kon gebruiken; vergelijk onder, Richt. 20:16. Het is opmerkelijk dat het Gode door dezen man, dien men daartoe naar menselijk oordeel onbekwaam zou achten, beliefd heeft zijn volk te verlossen. Zie onder, Richt. 3:31.

Jud 20.16 3.31

Judges 4:4

7) vrouw,

Hebreeuws, een vrouw een profetes; alzo onder, Richt. 6:8, een man een profeet.

Jud 6.8

8) Lappidoth,

De naam van een man, van welken de Heilige Schrift elders niet meldt. Sommigen nemen Lappidoth voor den naam der geboorteplaats van Debora.

Judges 6:15-16

25) Och, mijn Heer!

Zie Richt. 6:13.

Jud 6.13

26) waarmede zal ik Isra‰l verlossen?

Aldus vraagt hij, om van deze hoge en zware beroeping enig nader bescheid en volle verzekering te bekomen. Vergelijk Luk. 1:34.

Lu 1.34

27) duizend

Tot welke ik behoor. Uit Exod. 18:25; Deut. 1:15 blijkt dat het volk in duizenden door Mozes was afgedeeld, hebbende elk duizend zijn overste, enz.

Ex 18.25 De 1.15
28) enigen man.

Alsof gij maar met ‚‚n man te doen hadt; dat is, gij zult hen lichtelijk verstaan.

Judges 8:23

33) Ik zal over u niet heersen;

Uit deze woorden en onder, Richt. 8:29, blijkt klaarlijk dat degenen, die in dit boek richters genoemd worden, geen koningen, landsheren, of ook ordinaire richters des volks geweest zijn, maar bijzonderlijk geroepen tot verlossing, berscherming, hulp en dienst van Isra‰l, behoudens de vrijheid en de orde van hun republiek. Zie boven, Richt. 2:16.

Jud 8.29 2.16
Copyright information for DutKant