Judges 5:13

31) Hij

Dat is, de Heere gaf aan het overblijfsel van Isra‰l de heerschappij over de groten en aanzienlijken des Kana„nietischen volks. Anders, Hij gaf de heerschappij des overgeblevenen [vijands] den heerlijken, of machtigen, groten des volks [Isra‰ls]. Of, Hij deed het overgebleven volk heersen over de heerlijken.

32) doet mij heersen

Of, geeft mij heerschappij.

Judges 5:25

70) herenschaal

Hebreeuws, in een schaal der heerlijken; dat is, in een zulke grote schaal, als doorluchtige, grootmachtige heren en vorsten wel plegen te gebruiken.

71) boter.

Anders, botermelk, melk waar de boter nog in was.

Nehemiah 3:5

15) Thekoieten;

Zie 2 Sam. 14:2.

2Sa 14.2

16) brachten

Dat is, de groten of aanzienlijken en machtigen van Thekoa wilden zich niet buigen noch begeven, om dit werk van hun God mede te helpen bevorderen. Deze onwilligheid en hoogmoed wordt tot hunne schande van den Heiligen Geest bestraft.

17) dienst

Of, tot het werk.

18) huns Heeren.

Anders, hunner heren; verstaande daardoor de commissarissen, die gesteld waren om opzicht te nemen en orde op alles te stellen.

Isaiah 33:21

81) heerlijk zijn,

Zie van het woord heerlijk, Ps. 8:2.

Ps 8.1

82) het zal zijn

Te weten Jeruzalem; wel verstaande het geestelijke Jeruzalem; dat is, de gemeente der uitverkorenen.

83) wijde stromen;

Of, brede. Hebreeuws, wijd van handen; dat is, wijd van ruimte, gelijk Gen. 34:21; Richt. 18:10; Ps. 104:25; zie de aantekening aldaar.

Ge 34.21 Jud 18.10 Ps 104.25

84) schip

Of, galei.

85) zal daar

Of, daarover komen. De zin van Jes. 33:21 is: De kerk zal zijn als een stad, rondom welke wijde grachten gaan, alzo dat de vijanden tegen haar niet zullen vermogen, maar alle uitverkorenen zullen in haar zeker en gewis zijn.

Isa 33.21

Jeremiah 14:3

7) voortreffelijken

Of, doorluchtigen, heerlijken, enz.; zie Ps. 8:2.

Ps 8.1

8) kleinen

Dat is, dienaars.

9) grachten,

Of, sloten.

10) bedekken

Of, bewinden; tot teken van schaamte en rouw; zie 2 Sam. 15:30; alzo in Jer. 14:4.

2Sa 15.30 Jer 14.4

Jeremiah 25:34-35

74) herders!

Regeerders in politie en kerk.

75) [in de as],

Dit is hier ingevoegd uit boven Jer. 6:26.

Jer 6.26

76) heerlijken van de kudde!

Alzo noemt God de voortreffelijksten en machtigsten onder het volk; alzo Jer. 25:35,36; zie van het Hebreeuwse woord Ps. 8:2.

Jer 25.35,36 Ps 8.1

77) uw dagen zijn vervuld,

Die u van God verordineerd zijn; zie Ps. 37:13.

Ps 37.13

78) slachten zal,

Te weten, u, of de een den ander.

79) verstrooiingen,

Versta, de dagen uwer verstrooiingen; [dat is, dat gij verstrooid zult worden] of, uwe verstrooiingen zijn nabij.

80) kostelijk vat.

Hebreeuws, vat d er begeerte, of van den lust, van den wens; dat is, schoon, lustig, kostelijk, gewenst [zie 2 Kron. 32:27]; de zin is dat al hunne schoonheid en heerlijkheid vergaan zal, gelijk [bij exempel] een schoon en kostelijk glas, of iets anders, dat van zeer brekelijke stof gemaakt zijnde, in stukken valt, en nergens meer toe deugt noch weder samengezet of hermaakt kan worden.

2Ch 32.27
81) vergaan van de herders,

Of, verloren zijn voor, enz. dat is, daar zal geen ontvlieden zijn voor de regeerders, noch ontkoming voor de machtigen van het volk. Vergelijk Ps. 142:5; Amos 2:14,15,16, enz.

Ps 142.4 Am 2.14,15,16

Jeremiah 30:21

45) zijn

Van Jakob, gelijk in het voorgaande.

46) Heerlijke

De Messias, onze Zaligmaker Jezus Christus [van het Hebreeuwse woord, zie Ps. 8:2], die in het volgende zijn Heerser genoemd wordt; gelijk Micha 5:1.

Ps 8.1 Mic 5.2

47) uit hem zijn,

Naar het vlees uit Jakob voortkomen, gelijk volgt.

48) doen naderen,

Dat is, Ik zal hem zalven en daartoe beroepen, dat Hij hogepriester en middelaar zij tussen mij en mijn volk.

49) wie is hij,

Te weten anders dan de Messias, Jezus Christus, die mijn Zoon is, alleen daartoe bekwaam, van mij geroepen, en zich tot borg gewilliglijk aanbiedende, om mijn volk met mij te verzoenen en voor hen als advocaat bij mij te verschijnen. Vergelijk Ps. 40:7,8,9, en Ps. 110:4; Hebr. 4:15, en Hebr. 5:4,5,6, enz., en Hebr. 7:22,25, en Hebr. 9:14,15,24, enz.

Ps 40.6,7,8 110.4 Heb 4.15 5.4,5,6 7.22,25 9.14,15,24

50) met zijn hart borg worde,

Of, zijn hart borg stelle, verborge, verpande, verplichte, verzekere; dat is, wie zou zo stout durven zijn, dat hij zich zou stellen als middelaar tussen mij en den zondigen mens, als de Messias, van wien in het voorgaande gesproken wordt? Alzo wordt het Hebreeuwse woord ook gebruikt Gen. 43:9, en Gen. 44:32; Neh. 5:3; Spreuk. 20:16, en Spreuk. 27:13,e nz.

Ge 43.9 44.32 Ne 5.3 Pr 20.16 27.13
Copyright information for DutKant