Leviticus 14

1) ten dage zijner reiniging:

Dat is, wanneer de priester hem rein zal verklaren.

2) tot den priester

Te weten, wat nader tot hem, opdat hij niet zeer ver buiten het leger behoefde uit te gaan.

3) merken zal,

Deze bezichtiging en de verklaring, die er op volgde, moest door den priester naar de wetten, gesteld in Lev. 13, gedaan worden.

4) vogelen neme,

Het Hebreeuwse woordje betekent in het algemeen een vogel, Deut. 4:17: Ps. 8:9, in het bijzonder een kleinen vogel; en onder anderen een mus, gelijk het van velen genomen wordt; Ps. 84:4, en Ps. 102:8.

De 4.17 Ps 8.8 84.3 102.7

5) scharlaken,

Versta, enige stof, als wol, die in de scharlaken verf tweemalen ingedoopt is. Zie Gen. 38:28; Exod. 25:4.

Ge 38.28 Ex 25.4

6) hysop.

Zie Exod. 12:22.

Ex 12.22
7) vat,

In hetwelk het bloed van den geslachten vogel druipen moest, en met het water vermengd worden.

8) levend water.

Versta, dat uit een springende fontein, of lopende rivier moest genomen worden, en levend genaamd wordt, omdat het in het vloeien zich roert, alsof het leefde; Gen. 26:19, en de aantekeningen daarop.

Ge 26.19
9) open veld vliegen laten.

Hebreeuws, over het aangezicht des velds uitzenden of loslaten.

10) maar zal buiten zijn tent zeven dagen blijven.

Vergelijk boven de aantekeningen op Lev. 13:46, en Num. 12:14, en Num. 31:19.

Le 13.46 Nu 12.14 31.19
11) lammeren,

Waarvan het ene ten schuldoffer, het andere ten brandoffer geofferd moest worden. Zie onder, Lev. 14:12,19.

Le 14.12,19

12) eenjarig volkomen schaap

Hebreeuws, ene dochter van haar jaar.

13) drie tienden meelbloem

Te weten, van een efa, dat is, drie gomer. Zie Exod. 16:36.

Ex 16.36

14) log olie.

Een kleine maat van natte waren, houdende vier quadranten, van welke een was de maat van anderhalve eierschaal, zodat een log zes gewone eierschalen heeft gehouden. Her vierde deel van een cab, welke hield vier logen of vier en twintig eierschalen, dat is, zoveel als in vier en twintig eierschalen gaan kan.

15) beweegoffer

Zie boven, Lev. 7:30.

Le 7.30
16) heilige plaats;

Hebreeuws, plaats der heiligheid. Deze was in den voorhof bij het brandofferaltaar. Zie Exod. 29:11, en boven, Lev. 4:4, en Lev. 6:16,26.

Ex 29.11 Le 4.4 6.16,26

17) het is een heiligheid der heiligheden.

Zie boven, Lev. 2:3.

Le 2.3
18) zal ze op des priesters linkerhand gieten.

Alzo ook onder, Lev. 14:26, dat is, op zijn eigen hand, en dus niet op de hand desgenen, die gereinigd werd.

Le 14.26
19) [nemende] van die olie,

Dit woord wordt hier ingevoegd, volgens zeker gebruik van de Hebreeuwse taal, waarvan te zien is Gen. 12:15.

Ge 12.15
20) boven op het bloed

Dat is, op de plaats, waarop het bloed des schuldoffers tevoren gestreken was. Zie boven, Lev. 14:14, en onder, Lev. 14:28.

Le 14.14,28
21) brandoffer slachten.

Zie boven, Lev. 14:10.

Le 14.10
22) offeren;

Hebreeuws, doen opklimmen.

23) en zijn hand [dat] niet bereikt,

Dat is, indien hij door zijne armoede zoveel niet kan doen. Zie boven, Lev. 5:7, en onder, Lev. 14:22,30,31,32, enz.

Le 5.7 14.22,30,31,32
24) jonge duiven,

Hebreeuws, zonen ener duif. Alzo onder, Lev. 14:30.

Le 14.30
25) zijner reiniging,

Of, tot zijne reiniging.

26) des priesters linkerhand gieten.

Dat is, op zijn eigen hand. Zie boven, Lev. 14:15.

Le 14.15
27) [dat] niet bereikt zal hebben.

Te weten, wat tot de reiniging der melaatsheid is vereist geweest; boven, Lev. 14:10.

Le 14.10
28) geven zal,

Hebreeuws, ben gevende; dat is, zekerlijk geven zal. Vergelijk boven de aantekeningen op Lev. 9:4.

Le 9.4
29) Het schijnt mij,

Dat is, het dunkt mij, of, het doet zich zo aan mijne ogen voor; het huis wordt als zodanig door mij aangezien.

30) dat zij dat huis

Namelijk, de bewoners van dat huis.

31) ruimen,

Te weten, met het huisraad daaruit te nemen en weg te dragen. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk iets uit het gezicht weg te doen.

32) stof,

Dat is, het afgeschrabde leem, kalk, enz.

33) knagende melaatsheid

Vergelijk boven, Lev. 13:51.

Le 13.51
34) te slapen ligt,

Of, slaapt. Zie Gen. 19:4.

Ge 19.4
35) weder ingegaan zijn,

Hebreeuws, ingaande ingegaan; dat is, weder of meermalen ingegaan.

36) ontzondigen,

Dat is, door offerande te reinigen, en tot een eerlijk of rein gebruik te eigenen. Vergelijk boven, Lev. 8:15, en de aantekeningen daarbij; idem onder, Lev. 14:52,53.

Le 8.15 14.52,53

37) scharlaken, en hysop.

Zie boven, Lev. 14:4.

Le 14.4
38) over levend water.

Zie boven, Lev. 14:5.

Le 14.5
39) in het open veld,

Hebreeuws, over het aangezicht des velds. Alzo boven, Lev. 14:7.

Le 14.7

40) over het huis verzoening doen,

Dat is, het huis ontzondigen, Lev. 14:49; zie daarop de aantekeningen en deze manier van spreken, Exod. 29:37; onder, Lev. 16:16,33; Ezech. 45:20.

Le 14.49 Ex 29.37 Le 16.16,33 Eze 45.20
41) Om te leren,

Te weten, den priester, en door den priester het volk.

Copyright information for DutKant