Leviticus 18:25

34) zijn ongerechtigheid bezoeke,

Dat is, straf om zijne ongerechtigheid; alzo Jes. 26:21; Jer. 36:31. Zie Gen. 21:1.

Isa 26.21 Jer 36.31 Ge 21.1

35) uitspuwt.

Het Hebreeuwse woordje betekent eigenlijk door walging overgeven wat de maag niet kan verdragen; hetwelk bij gelijkenis gezegd wordt van een land, hetwelk met kwade inwoners bezwaard is. Alzo onder, Lev. 18:28, en Lev. 20:22.

Le 18.28 20.22

Leviticus 18:27-28

Deuteronomy 12:9

Psalms 95:11

14) Zo zij

Dat is, zij zullen niet ingaan in mijne rust. Zie van deze manier van spreken Num. 14:23, en Ps. 89:36.

Nu 14.23 Ps 89.35

15) in mijne rust

Dat is, in het Kana„n, gelijk Deut. 1:34,35, en Deut. 12:9, hetwelk de apostel verklaart een voorbeeld te zijn van het eeuwige leven; Hebr. 4:3, enz.

De 1.34,35 12.9 Heb 4.3

Ezekiel 36:14

31) doen struikelen,

En dienvolgens beroven; zie boven Ezech. 36:12.

Eze 36.12

Ezekiel 36:17

33) weg en met hun handelingen;

Zie Gen. 6:12.

Ge 6.12

34) afgezonderde [vrouw].

Zie Lev. 15:19,24, met de aantekening.

Le 15.19,24

Hebrews 4:5-6

15) in deze [plaats]

Namelijk Ps. 95, waarvan in het voorgaande is gesproken.

16) blijft,

Of overblijft; namelijk door een noodwendig gevolg, gelijk op Hebr. 5:3 is aangetekend.

Heb 5.3

17) eerst verkondigd was,

Namelijk door Mozes in de woestijn, gelijk op Hebr. 3:2 is aangetekend.

Heb 3.2
Copyright information for DutKant