Leviticus 21:1-4

1) een dode

Hebreeuws, ziel. Zie boven, Lev. 19:28, en onder, Lev. 21:11.

Le 19.28 21.11

2) verontreinigen

Te weten, met het dode lichaam aan te roeren of ten grave te helpen en rouw er over te dragen, gelijk anderen deden, die geen priesters waren.

3) bloedvriend,

Zie boven, Lev. 18:6. Sommigen begrijpen onder dit woord hier niet alleen die in Lev. 21:3,4 uitgedrukt worden, maar ook des priesters huisvrouw.

Le 18.6 21.3,4
4) nabestaande,

Dat is, die zijn natuurlijke zuster is, en niet uit kracht van verdere maagschap of huwelijksverband, of anderszins, alzo genoemd wordt.

5) overste

Het Hebreeuwse woord wordt in dezen zin ook genomen Jes. 16:8. Anderen nemen het voor huisvader, of echte man, in dezen zin, dat een priester over zijne huisvrouw [met welk woord zij hunne overzetting aanvullen] geen rouw zou mogen dragen, hoewel het schijnt dat dit niet ongeoorloofd was, omdat de priester Ezechi‰l dit te doen in den zin had, maar zulks hem extraordinairlijk verboden werd; Ezech. 24:16, enz.

Isa 16.8 Eze 24.16

John 11:33

36) zeer bewogen

Of, zeer gestoord, in zijn gemoed. Zie ook Joh. 11:38.

Joh 11.38

37) ontroerde Zichzelven;

Namelijk door medelijden en droefheid; Hebr. 4:15.

Heb 4.15

John 11:35

38) weende.

Of, liet tranen.

Acts 9:39

1 Thessalonians 4:13

25) die ontslapen

Dat is, gestorven of gerust zijn, gelijk Joh. 11:11, enz.

Joh 11.11

26) gelijk

Hiermede toont de apostel dat hij niet alle droefheid over de gestorvenen verbiedt, die ook Christus zelf over Lazarus, Joh. 11:35; de gemeente over Stefanus, Hand. 8:2; en Paulus over Epafroditus, als hij dodelijk krank was,

Joh 11.35 Ac 8.2

Filipp. 2:27, bewezen hebben; maar hij spreekt hier alleen van de onmatige en heidense droefheid.

Php 2.27

27) die gene

Namelijk der zalige opstanding, waarvan hij in de volgende verzen spreekt. Want hoewel de heidenen aan de onsterfelijkheid der zielen geloofden, nochtans hebben zijn nooit de opstanding der lichamen en wedervereniging met hunne zielen kunnen begrijpen of geloven. Zie Hand. 17:32, en Hand. 26:23, enz.

Ac 17.32 26.23
Copyright information for DutKant