Matthew 18

1) ure

Dat is, tijd.

2) is toch de meeste

Dat is, zal toch de meeste zijn.

3) verandert

Grieks, keert; dat is afkeert, namelijk van dezen hoogmoed en eergierigheid.

4) kinderkens,

Namelijk gelijk David van zichzelven getuigt Ps. 131.

5) kindeken ontvangt in Mijn naam,

Namelijk niet alleen in ouderdom, maar ook degenen die als kinderen nederig van gemoed zijn, gelijk het volgende genoeg uitwijst, Matth. 17:6.

Mt 17.6
6) ergert,

Dat is, iets doet, spreekt of leert waardoor hij een ander tot zondigen of afval beweegt.

7) molensteen aan zijn hals

Grieks, ezels molensteen; gelijk wij zouden zeggen, een rosmolensteen.

8) noodzakelijk

Namelijk ten aanzien van de boosheid des duivels, der mensen verdorvenheid en Gods rechtvaardige toelating en oordeel. Zie 1 Cor. 11:19; 2 Thess. 2:11,12.

1Co 11.19 2Th 2.11,12
9) hand of uw voet

Zie hiervan de aantekening bij Matth. 5:29.

Mt 5.29
10) hunne engelen

Dat is, die tot hun beschutting en dienst gezonden worden; Hebr. 1:14.

Heb 1.14

11) zien het aangezicht

Dat is, hebben altijd toegang tot den troon Gods, om bevelen te ontvangen tot hunne bescherming,en tot straf dergenen, die hen zouden mogen verachten of verdrukken. Ene gelijkenis, genomen van de koningen in het oosten, die hunnen voornaamsten dienaars, door welke zij hun rijk regeerden, toegang gaven om hun aangezicht te zien; gelijk te zien is Esth. 1:14; zie ook Luk. 1:19; Openb. 8:2.

Es 1.14 Lu 1.19 Re 8.2
12) indien enig mens honderd schapen had,

Met deze gelijkenis wil Christus leren dat wanneer iemand van de gelovigen zou verleid worden, Hij niet ophoudt voordat Hij dien terecht gebracht zal hebben.

13) uws Vaders,

Grieks, voor uwen Vader.

14) deze kleinen verloren ga.

Namelijk die in mij geloven, gelijk Matth. 18:6, uitgedrukt staat.

Mt 18.6
15) tegen u gezondigd heeft,

Dat is, u enigen aanstoot geeft, hetzij dat hij u zelf verongelijkt of anderzins tegen God of den naaste misdoet met uwe kennis, zonder dat zulks openbaar is. Want openbare zonden moeten openbaar bestraft worden; 1 Tim. 5:20.

1Ti 5.20

16) bestraf hem

Dat is: vermaan en overtuig hem van zijne misdaad.

17) alle woord besta.

Dat is, alle zaken of waarheid voor vast gehouden worde; Deut. 19:15.

De 19.15
18) gemeente;

Dat is, de regeerders der gemeente, die de ganse gemeente als vertegenwoordigen. Zie 1 Cor. 12:28, en 2 Cor. 2:6.

1Co 12.28 2Co 2.6

19) als de heiden en de tollenaar.

Dat is, als een die vreemd is van de gemeente van Christus; Hand. 10:28.

Ac 10.28
20) al wat gij op de aarde binden zult,

Zie hiervan Matth. 16:19.

Mt 16.19
21) die zij zouden mogen begeren,

Namelijk uit het geloof en naar Gods wil; Jak. 1:6, en 1 Joh. 5:14.

Jas 1.6 1Jo 5.14

22) geschieden van mijnen Vader,

Of, geworden.

23) daar ben Ik

Namelijk met mijn Geest en genade; Joh. 14:16,23.

Joh 14.16,23
24) zeventigmaal zeven-[maal].

Dat is, zo menigmaal als hij u misdoet, en zeker getal voor een groot en onzeker getal genomen zijnde, gelijk Gen. 4:24.

Ge 4.24
25) houden wilde.

Grieks, opnemen.

26) een, die hem schuldig was

Grieks, een schuldenaar van tienduizend talenten.

27) talenten.

Een gewoon talent wordt geschat op zeshonderd gouden kronen.

28) verkopen,

Dit was in het Ouden Testament gebruikelijk, dat de kinderen met hunne ouders om derzelver schuld tot slaven verkocht mochten worden. Zie Exod. 22:3; 2 Kon. 4:1.

Ex 22.3 2Ki 4.1
29) penningen

Grieks, denari‰n. Een denarie was een zilvergeld, wegende omtrent een drachme of vierendeel lood zilvers, waarde zijnde omtrent een enkele reaal of zes stuivers.

30) greep [hem] bij de keel,

Grieks, worgde; dat is, greep hem bij de keel, dat hij hem bijna worgde.

31) leverde hem den pijners over,

Het oogmerk van Christus is hier niet om te leren dat God, de zonden eens vergeven hebbende, dezelve daarna nog zou straffen, want dat doet God niet Hebr. 8:12, maar HIj verklaart zijn oogmerk zelf, Matth. 18:35, en het is bekend dat de parabelen of gelijkenissen niet verder behoren getrokken te worden dan het voornaamste oogmerk derzelve lijden kan.

Heb 8.12 Mt 18.35

32) totdat hij zou betaald hebben

Dat is, in de eeuwigheid, want de zondaar kan voor zijne zonden nimmermeer voldoen: Matth. 16:26, en Matth. 25:46.

Mt 16.26 25.46
33) van harte vergeeft,

Grieks, van uwe harten.

Copyright information for DutKant