Numbers 18:3-4

5) zo zij als gijlieden.

Hebreeuws, ook zij, ook gijlieden; te weten, wanneer gij dat niet voorkomt, of door onachtzaamheid toelaat, of overziet.

6) een vreemde zal tot u niet naderen.

Die niet is van de stam van Levi, zal u niet mogen dienen.

2 Kings 23:9

30) offerden niet

Of, kwamen niet op tot het altaar, enz. De zin is dat deze priesters, omdat zij den afgoden geofferd hadden, met hun nakomelingen verstoken waren van het priesterambt, als onwaardig daarvan zijnde, Ezech. 44:13, hoewel zij nochtans, omdat zij zich bekeerden, hun onderhoud hadden van de ongedesemde koeken, die de priesters alleen mochten eten, Lev. 2:4,10, zijnde daarin den gebrekkelijken nakomelingen A„rons gelijk gemaakt; Lev. 21:17,22.

Eze 44.13 Le 2.4,10 21.17,22

1 Chronicles 23:27-28

33) woorden van David

Dat is, bevel, ordinantie, die hij gemaakt heeft door ingeving des Heiligen Geestes, of naar het aanzeggen der profeten.

34) werden de kinderen

Hebreeuws, waren dezen het getal der, enz.

35) aan de hand

Zie Num. 3:6,9, en Num. 18:2,3.

Nu 3.6,9 18.2,3

36) der zonen van Aaron

Dat is, der priesters. Alzo ook 1 Kron. 23:32.

1Ch 23.32

37) alle heilige dingen,

Hebreeuws, aller heiligheid.

Ezekiel 40:46

87) wacht des altaars waarnemen;

Dat is, de bediening van het brandofferaltaar; waardoor sommigen [gelijk in Ezech. 40:45] verstaan den dienst der Levieten, dien zij den priesters in het offeren moesten doen bij het brandofferaltaar. Doch de aandachtige lezer kan vergelijken onder Ezech. 44:15.

Eze 40.45 44.15

88) Zadok,

Zie van dezen breder onder Ezech. 44:15.

Eze 44.15

89) naderen,

Dit naderen en genaken tot den HEERE [waarvan ook in het volgende dikwijls vermeld wordt] was ene afbeelding van de nadering van Jezus Christus, onzen Middelaar, tot den Vader voor ons, en voorts van de voorbidding der herders voor hunne kudde en van alle gelovigen [als geestelijke priesters] in het algemeen, met hunne gebeden en godsdiensten, in Christus' naam. Zie Jer. 30:21; Rom. 1:9,10; Ef. 1:16,17; Col. 4:12; Hebr. 10:19,22, enz., en Hebr. 13:17.

Jer 30.21 Ro 1.9,10 Eph 1.16,17 Col 4.12 Heb 10.19,22 13.17

Ezekiel 44:12-15

29) henlieden gediend hebben

Het volk.

30) hand tegen hen opgeheven,

Dit is, Ik heb gezworen; zie Gen. 14:22.

Ge 14.22
31) heilige dingen,

Hebreeuws, heiligheden.

32) allerheiligste dingen;

Of, in de allerheiligste plaatsen. Hebreeuws, heiligheden der heiligheden.

33) gruwelen, die zij gedaan hebben.

Dat is, de straf van die, gelijk boven Ezech. 44:10.

Eze 44.10
34) wacht des huizes,

Vergelijk boven Ezech. 40:45, met de aantekening, en hier boven Ezech. 44:11.

Eze 40.45 44.11
35) Levietische priesters,

Anders, de priesters [en] de Levieten. Vergelijk boven Ezech. 40:45,46, met de aantekening.

Eze 40.45,46

36) kinderen van Zadok,

Dat is, nakomelingen van Zadok, die afkomstig was van A„ron door Eleazar en Pinehas, [welken een eeuwig priesterdom was toegezegd, Num. 25:13] en die in Abjathars plaats hogepriester werd. Zie 1 Kon. 2:27,35, met de aantekening. Zadok heet zoveel als rechtvaardig zijn, of een gerechtvaardigde. Deze kinderen van Zadok worden hier gesteld als een voorbeeld van alle wettelijke, waardige en bekwame dienaars der kerk van Christus [van den Koning der gerechtigheid en Hogepriester naar de ordening of wijze van Melchizedek] die hier van God in hun dienst vastgesteld, vereerd en gezegend worden.

Nu 25.13 1Ki 2.27,35

37) wacht Mijns heiligdoms hebben waargenomen,

Hun bevolen dienst getrouwelijk en bestendiglijk hebben verricht, of rein en zuiver zijn gebleven in het geloof en den waren godsdienst.

Copyright information for DutKant