Numbers 19:12-13

9) daarmede ontzondigen,

Met het water der afzondering.

10) verontreinigt den tabernakel

Wanneer hij, nog onrein zijnde, evenwel niet schroomt tegen Gods uitgedrukt bevel in den voorhof van zijn heilige woning te verschijnen.

11) die ziel

Dat is, mens, persoon.

12) uitgeroeid worden uit Isra‰l;

Als hebbende moedwilliglijk veracht, niet alleen dit ceremoni‰el gebod des HEEREN, maar ook de betekende zaak, te weten, de reiniging door het bloed van den Messias, gelijk de volgende woorden uitwijzen; vergelijk met boven, Num. 19:9. Vergelijk ook Hebr. 10:26,27,28,29. Zie wijders Gen. 17:14; alzo onder, Num. 19:20.

Nu 19.9 Heb 10.26,27,28,29 Ge 17.14 Nu 19.20

13) is nog in hem.

Of, zal voortaan in hem zijn, of, blijft in hem.

Numbers 19:19-20

22) die ziel zal uit het midden der gemeente

Dat is, die persoon, of, mens.

23) heiligdom des HEEREN verontreinigd,

Zie boven, Num. 19:13.

Nu 19.13

24) [dat] aangeroerd zal hebben,

Of, [hem.]

Hebrews 9:12-14

35) der bokken en kalveren,

Want beide deze soorten van dieren werden geslacht als de hogepriester in het heilige der heiligen zou ingaan, Lev. 16:11,15, met welker beider bloed hij ook in het heilige der heiligen inging, Hebr. 9:18.

Le 16.11,15 Heb 9.18

36) een eeuwige

Dat is, altijddurend en van eeuwige kracht, gelijk Hebr. 10:14.

Heb 10.14

37) verlossing teweeggebracht

Grieks rantsoening; dat is, verlossing, die door rantsoen geschiedt, gevonden hebbende.

38) de as der jonge koe,

Dit was nog een andere ceremonie, waardoor de onreinen naar de wet in het Oude Testament werden gereinigd, die ook op Christus en de besprenging van zijn bloed zag; waarvan zie Num. 19:2, enz.

Nu 19.2

39) de onreinen,

Namelijk naar de wet, door het aanraken van enigen dode, of gebeente, of graven; Num. 19:16. Grieks die gemeen gemaakt waren.

Nu 19.16

40) tot de reinigheid

Dat is, om uitwendig naar de wet rein te zijn en toegang te mogen hebben tot de vergaderingen en andere uitwendige godsdiensten van het Oude Testament.

41) door den eeuwigen Geest

Dat is, door zijn eeuwige godheid, waardoor de kracht en waardigheid der offerande van Christus is voortgekomen, gelijk Hand. 20:28 ook wordt aangewezen; en gelijk de eeuwige godheid van Christus ook een Geest wordt genoemd; Rom. 1:4; 1 Tim. 3:16; 1 Petr. 3:18.

Ac 20.28 Ro 1.4 1Ti 3.16 1Pe 3.18

42) uw geweten

Dat is, uwe zielen, verstand, wil en genegenheid, waarvan de conscienti‰n ook het gevoel hebben, om te weten hetgeen ons door God geschonken is; 1 Cor. 2:12. Anderen lezen: onze conscienti‰n.

1Co 2.12

43) dode werken,

Dat is zonden. Zie Hebr. 6:1.

Heb 6.1

Hebrews 10:1-4

1) de wet, hebbende

Namelijk der ceremoni‰n onder het Oude Testament.

2) een schaduw

Dat is, een ruw ontwerp, gelijk de schilders plegen een beeld, dat zij daarna willen volmaken, eerst met enige lijnen en schaduwen in het ruw af te tekenen of ontwerpen.

3) der toekomende goederen,

Dat is, der geestelijke en hemelse zaken, die ons in het Nieuwe Testament zouden verworven en medegedeeld worden, dat is, van Christus zelf en Zijn weldaden.

4) het beeld zelf der zaken,

Sommigen verstaan hierdoor de volmaakte wijze van den uitwendigen godsdienst, die God door Christus in het Nieuwe Testament zou instellen, die van de instellingen van het Oude Testament verschilden gelijk een schaduw of eerste ontwerp van het volmaakte beeld eniger zaak; gelijk die daarom ook de eerste beginselen of elementen van A B C der wereld worden genaamd; Gal. 4:3,9. Doch terwijl de apostel nergens in dit en in het voorgaande hoofdstuk enige tegenstelling maakt tussen den uitwendigen godsdienst van het Oude en het Nieuwe Testament, maar alleen tussen de schaduwen van het Oude Testament en Christus zelf met Zijn offerande en weldaden, die Hij ons verworven heeft, zo wordt door anderen door deze woorden het beeld zelf bekwamer de betekenende zaak zelf, of het evenbeeld verstaan, waarnaar deze schaduwen zijn voorgesteld, gelijk wij worden gezegd geschapen te zijn naar Gods beeld of evenbeeld; welken zin het bijgevoegde woord het beeld zelf der zaken, ook vereist; dat is, de zaken zelf in haar volle beeltenis of gedaan, gelijk zij moesten en zouen zijn.

Ga 4.3,9

5) dezelfde offeranden,

Dat is, van enerlei soort, of van eenzelfden aard en natuur.

6) geduriglijk opofferen,

Grieks in gedurigheid, of eeuwigheid; dat is, zonder nalaten, zolang dit priesterdom en deze wet moest duren.

7) heiligen degenen,

Of, volmaken; namelijk naar de conscientie, door het wegnemen der zonde en de schuld der zonde, gelijk hiervoor verklaard wordt, Hebr. 9:9.

Heb 9.9

8) daar toegaan.

Of, tot God gaan; namelijk met hun offeranden.

9) Anderszins zouden zij

Anderen lezen: Zouden zij anderszins niet opgehouden hebben? vragenderwijze, doch de zin komt overeen.

10) geen geweten meer

Dat is, niet meer van zonden bewust zijn; of geen wroeging der conscientie over de zonden zouden hebben; en zouden zich aan geen schuld der zonden meer schuldig kennen, dewijl zij eenmaal daarvan zouden gereinigd of verlost zijn.

11) weder gedachtenis der zonden.

Namelijk niet alleen van de zonden, die dat jaar geschied waren, maar van al de zonden, die tevoren begaan waren. Zie Lev. 16:21.

Le 16.21
12) de zonden wegneme.

Namelijk door Zijn eigen waardigheid en kracht, daar dat maar een lichamelijke en vergankelijke zaak is, daar de zonde een geestelijk kwaad is, en in de ziel, die onsterflijk is, vooral hare plaats heeft.

Hebrews 10:12

25) geofferd hebbende,

Namelijk aan het hout des kruises.

26) in eeuwigheid gezeten

Dit woord in eeuwigheid, wordt van enigen gevoegd bij het woord geofferd hebbende, doch de eerste samenvoeging is de beste.

Hebrews 10:14

28) degenen,

Dat is, die door Zijn Geest en woord in Hem geloven en wedergeboren worden. En wordt hiermede een bepaling gemaakt van degenen, die door Christus' offerande volmaakt worden. Want hoewel Zijn offerande in zichzelf genoegzaam is voor alle mensen, nochtans volmaakt zij niemand dan die door Hem geheiligd worden.

1 Peter 1:2

5) Den uitverkorenen

Hierdoor wordt niet eigenlijk de eeuwige verkiezing, [die door den volgenden titel verstaan wordt] betekend, maar de verkiezing in den tijd uit den algemenen hoop der mensen en inzonderheid der Joden; welke verkiezing in de Schrift anderszins ook de roeping, of de roeping naar Gods voornemen genoemd wordt. Zie Joh. 15:19; Rom. 8:28; 1 Cor. 1:26.

Joh 15.19 Ro 8.28 1Co 1.26

6) naar de voorkennis

Dat is, naar het eeuwig besluit of voornemen. Zie Rom. 8:29, en 1 Petr. 1:20.

Ro 8.29 1Pe 1.20

7) in de heiligmaking

Of door. Want deze verkiezing of roeping bestaat in de heiligmaking van den Geest, en geschiedt door den Heiligen Geest, daar de werking van den Heiligen Geest alleen ons afzondert van den gemenen hoop der verdorvene mensen.

8) tot gehoorzaamheid

Namelijk van het geloof. Want door het geloof gehoorzamen wij het Evangelie van Christus. Zie hierna 1 Petr. 1:22, en Rom. 1:5.

1Pe 1.22 Ro 1.5

9) besprenging des

Dat is, verzoening met God door het bloed van Christus, die wij met het geloof aannemen en waarvan de besprenging met het bloed der offeranden in het Oude Testament een voorbeeld was. Zie Hebr. 9:18, enz. Zo worden hier dan in het kort verhaald al de voornaamste oorzaken onzer zaligheid.

Heb 9.18

10) vermenigvuldigd.

Dit zegt de apostel omdat zij reeds de beginselen dezer genade en vrede hadden ontvangen.

Copyright information for DutKant