Numbers 8

33) tent der samenkomst ging,

Versta, toen die gewijd en ten dienste des Heeren geheiligd was. Tevoren had God met Mozes op den berg Sina‹ en elders ook gesproken.

34) met Hem te spreken,

Namelijk, met den Heere.

35) van tussen de twee cherubim.

Hierom wordt God gezegd op, of tussen de cherubim te zitten, of te wonen; 1 Sam. 4:4; 2 Kon. 19:15; Ps. 80:2.

1Sa 4.4 2Ki 19.15 Ps 80.1

36) Alzo sprak Hij tot hem.

Te weten, gelijk Hij beloofd had; Exod. 25:22.

Ex 25.22
1) aansteken zult,

Hebreeuws, doen opgaan.

2) recht tegenover

Hebreeuws, tegenover het aangezicht des kandelaars; dat is, aan de beide zijden van de schacht des kandelaars, welke was als het lichaam deszelven, want de kandelaar had aan zijn schacht zes rieten met zoveel lampen en een aan den schacht, welke aangestoken zijnde, aan de zijden des kandelaars licht gaven. Zie Exod. 25:37.

Ex 25.37
3) van dicht goud,

Dat is, van geheel een massief goud, of van ‚‚n massa en klomp van goud samen uitgewrocht en niet van verscheidene stukken en delen aaneen gehecht. Zie Exod. 25:31.

Ex 25.31

4) de gedaante,

Hebreeuws, aanzien, of gezicht; dat is, patroon.

5) vertoond had,

Te weten, op den berg; Exod. 25:40.

Ex 25.40
6) reinig hen.

Hetwelk geschiedde toen de Levieten openlijk tot den dienst des Heeren, van de andere stammen afgezonderd zijnde, met het zondwater besprengd, geschoren en hun klederen gewassen en offeranden voor hen gedaan werden. Zie de volgende verzen.

7) water der ontzondiging;

Dat is, water om te ontzondigen en naar de wet der ceremoni‰n van zonden te reinigen. Zie van dit water onder, Num. 19:9, waar het een water der afzondering genaamd werd.

Nu 19.9
8) een jong rund,

Hebreeuws, de zoon eens runds; en zo in het volgende.

9) de kinderen Isra‰ls

Versta, de oversten der stammen en enige voornaamsten, die in naam der gehele gemeente dit en andere dergelijke dingen uitvoerden. Zie van de oplegging der handen Gen. 48:14, en Lev. 1:4.

Ge 48.14 Le 1.4
10) bewegen

Dat is, offeren, schenken, of toe‰igenen.

11) beweegoffer

Zie van het beweegoffer, alzo eigenlijk en bijzonder genoemd, Lev. 7:30; maar hier schijnt het Hebreeuwse woord in het algemeen genomen te zijn, voor hetgeen aan God geofferd en toege‰igend wordt; in welken zin het staat Exod. 35:22, en Exod. 38:24,29; en hier in Num. 8:13,15,21, hoewel de eerste betekenis [naar sommiger gevoelen] hier ook plaats zou mogen hebben, te weten, dat zij naar de vier hoeken der wereld bewogen worden.

Le 7.30 Ex 35.22 38.24,29 Nu 8.13,15,21
12) en gij zult hen reinigen,

Anders, als gij hen gereinigd zult hebben, enz.

13) gegeven,

Alzo boven, Num. 3:9.

Nu 3.9

14) de opening van alle baarmoeder,

Zie boven, Num. 3:12.

Nu 3.12
15) tot een gift gegeven,

Hebreeuws, gegevene gegeven.

16) om den dienst van de kinderen Isra‰ls

Dat is, opdat zij door hun personen de plaats van de eerstgeborenen der Isra‰lieten bewaren zouden; zie boven, Num. 3:7; en door hun dienst de zoenoffers bedienen, die voor allen naar gelegenheid gedaan moesten worden.

Nu 3.7

17) plage zij

Gelijk den koning Uzzia wedervaren is; 2 Kron. 26:18.

2Ch 26.18

18) naderen zouden.

Hetwelk de Levieten daarom in hun naam doen moesten.

19) ontzondigden zich,

Hetwelk naar de wet der ceremoni‰n geschiedde door wassingen, besprengingen en offeranden; Lev. 15:13,14,15; onder, Num. 19:11,12, enz.

Le 15.13,14,15 Nu 19.11,12

20) bewoog hen ten beweegoffer

Zie boven, Num. 8:11.

Nu 8.11
21) van vijf en twintig jaren oud

De Levieten waren, ten aanzien van hun ouderdom onderscheiden in vier hopen.

De I. waren van hun kindsheid tot hun vijf en twintigste jaar als leerlingen onderwezen in de dingen, die de wet en haar dienst aangingen;

II. Die vijf en twintig jaren oud waren, tot dertig toe, begonnen de handen aan het werk te slaan en tot de praktijk te komen, van hetgeen zij geleerd hadden;

III. Die van dertig jaren tot vijftig jaren oud waren, bedienden den gehelen en vollen dienst van het Levietische ambt;

IV. Die, oude zijnde vijftig jaren en daarboven, waren vrij van het werk van den dienst, hebbende evenwel opzicht over degenen, die dat dadelijk bedienden. Vergelijk boven de aantekeningen Num. 3:15.

Nu 3.15

22) om den strijd te strijden,

Zie boven, Num. 4:3.

Nu 4.3
23) broederen dienen

Dat is, de andere Levieten, die in den tabernakel dienden en nog geen vijftig jaren oud waren.

24) om de wacht waar te nemen;

Dat is, om opzicht te nemen over degenen, die in den tabernakel dienden, teneinde dat alles met orde en stichting naar de wetten Gods, die daarvan waren, door hen uitgericht werd. Anders, om hun in hun dienst behulpzaam te wezen.

Copyright information for DutKant