Proverbs 16:4

10) om Zijns Zelfs wil;

Dat is, om zijner ere wil; te weten, opdat in al zijne werken klaarlijk schijnen zou zijne wijsheid, macht, goedheid, rechtvaardigheid en al zijn andere goddelijke eigenschappen. Vergelijk Rom. 9:17,22,23, en Rom. 11:36; Ef. 1:5,6,12,14.

Ro 9.17,22,23 11.36 Eph 1.5,6,12,14

11) des kwaads.

Versta, het kwaad der straf.

Habakkuk 1:12

44) vanouds af

Dat is, van eeuwigheid.

45) mijn Heilige?

Onder andere namen, die God gegeven worden, is ook deze, de Heilige Isra‰ls. Zie Ps. 71:22. Zie ook Jes. 12:6, en Jes. 43:3,15 en Jes. 49:7.

Ps 71.22 Isa 12.6 43.3,15 49.7

46) Wij zullen

Dat is, wij zullen niet ganselijk door de Chalde‰n uitgeroeid worden, maar Gij zult ons door uw krachtige hand verlossen.

47) tot een

Dat is, opdat hij [te weten de koning te Babel] uwe gerichten volvoere.

48) o Rots,

Dat is, o Heere, op wien wij ons verlaten en steunen, als op onzen rotssteen. Dit zijn woorden van den profeet in zijn en in des volks naam. Verg. Deut. 32:4; Ps. 18:3, en Ps. 19:15.

De 32.4 Ps 18.2 19.14

49) te straffen

Te weten ons en anderen, of zichzelven, te weten nadat hij , als een roede en staf van uw toorn, ons zal gekastijd hebben. Verg. Exod. 9:16.

Ex 9.16

Romans 9:18

50) verhardt, dien Hij

Dat is, neemt de hardigheid des harten, die zij van zichzelven hebben, niet weg, maar geeft hen over tot dezelve. Zie hiervan breder in de aantekening op Rom. 1:24.

Ro 1.24

51) wil.

Het woord willen wordt hier niet genomen voor een wil, die geen reden zou hebben van Zijn doen. Want de wil Gods is een regel van alle rechtvaardigheid, Deut. 32:4, en is nimmermeer gescheiden van Zijne wijsheid en rechtvaardigheid, al is het dat de redenen daarvan ons niet zijn geopenbaard, of ons verstand teboven gaan; Rom. 11:33,34, waarmede wij ons ook altijd moeten tevreden houden. En dit is het besluit van Paulus uit de voorgaande voorbeelden van Mozes en Farao.

De 32.4 Ro 11.33,34

James 1:13

46) als hij verzocht wordt,

Hier wordt het woord verzoeken in een andere betekenis gebruikt dan in het voorgaande, namelijk voor aanlokken of verwekken tot kwaad of zonde. Hetwelk de satan altijd doet; daarom ook genoemd wordt de verzoeker; Matth. 4:3; 1 Thess. 3:5.

Mt 4.3 1Th 3.5

47) zegge: Ik word van

Namelijk gelijk schijnt dat sommigen deden, omdat de verdrukkingen [waardoor men tot afval en andere zonden aangelokt of verwekt wordt om die te ontvlieden], door de voorzienigheid van God ons toegezonden worden, Gen. 45:7; 2 Sam. 16:10, daaruit besloten, dat dan God ook een auteur moest zijn van de verwekking tot kwaad, die door de verdrukkingen geschiedt; hetwelk de apostel hier krachtig wederlegt.

Ge 45.7 2Sa 16.10

48) kan niet verzocht worden

Grieks is onverzoenlijk der kwaden; dat is, kan vanwege zijn volmaakte goedheid, noch zelf tot kwaad verwekt worden, noch iemand ook daartoe verwekken, dewijl hij niet doen kan hetgeen tegen zijn natuur strijdt, en waarvan zijn natuur een afkeer heeft.

49) verzoekt niemand.

Dat is, verwekt niemand tot kwaad.

Copyright information for DutKant