Proverbs 8:2

3) spits

Hebreeuws, in het hoofd der hoogten. Men kan hierdoor verstaan plaatsen, die verheven zijn geweest, waaruit de leraars aan de gemeente de goede leer en vermaning konden voorhouden. Vergelijk 2 Kron. 24:20; Neh. 8:5; Matth. 10:27; Hand. 22:3.

2Ch 24.20 Ne 8.4 Mt 10.27 Ac 22.3

4) aan den weg,

Versta, des heren straat, door welke vele mensen passeren.

5) ter plaatse,

Hebreeuws, [in, of op] het huis der paden, of stegen; dat is, in de plaats der paden. Versta, de kruiswegen, waar vele paden, of wegen, gelijk in een huis of plaats, bijeenkomen. Huis voor plaats; zie Exod. 25:27.

Ex 25.27

Ezekiel 21:21

70) zal aan de

Te weten als hij met een heirleger uit zijn land zuidwaarts optrekken zal om een krijgstocht te doen. In het Hebreeuws wordt de verleden tijd gebruikt: heeft gestaan, om te tonen de zekerheid van dit verhaal, alsof het alrede geschied ware.

71) wegscheiding

Hebreeuws, moeder van den weg. Versta, een tweesprong, of tweeweg, die in twee wegen verdeeld wordt. De wegscheiding is ene moeder der wegen genaamd, omdat daaruit andere wegen voortkomen, gelijk uit ene moeder kinderen.

72) staan,

Te weten, gelijk een die twijfelt welken weg hij ingaan zal, namelijk die ter rechterhand ligt, of die ligt ter linkerhand.

73) het hoofd van twee wegen,

Dat is, het begin, den ingang; zie boven Ezech. 16:25, en de aantekening.

Eze 16.25

74) waarzegging te gebruiken;

Hebreeuws, waarzegging te waarzeggen; dat is waarzegging te gebruiken, of met waarzegging om te gaan; zie van het woord waarzegging, Spreuk. 16:10. De zin is dat hij de kunst zijner afgodische waarzegging zou in het werk stellen, om te zien welken weg hij ingaan zou.

Pr 16.10

75) slijpen;

Te weten ten einde dat ze hem, als hij die naar zijn bijgelovige manier gebruikt zou hebben, te verstaan mochten geven welken weg hij kiezen zou. Anderen vertalen het woord pijlen, messen, welke geveegd en genet werden, als men vele offeranden daarmede gedaan had, uit welke de heidenen hunne waarzeggingen maakten.

76) terafim

Zie Gen. 31:19.

Ge 31.19

77) vragen,

Te weten om raad.

78) lever bezien.

Te weten van hun geslachte beesten. Uit de gestaltenis nu der lever oordeelden zij naar hun afgodische bijgelovigheid, wat hun te doen of te laten stond.

Copyright information for DutKant