Psalms 10:6
16) zegt Dat is, hij denkt, gelijk Ps. 10:11,13, en Ps. 14:1, enz. Ps 10.11,13 14.1 17) wankelen; Dat is, ik zal van mijn staat of welstand niet verzet worden, het zal mij altoos welgaan, ik zal niet sneuvelen en vallen, of omgestoten worden. 18) van geslacht Hebr. in geslacht en geslacht; dat is, nimmermeer. 19) kwaad Dat is, mij zal nimmermeer enig ongeluk of tegenspoed overkomen. Rom. 3:14. Ro 3.14Psalms 16:8
17) Ik stel Dat is van onze Heere Christus gesproken is, blijkt uit Hand. 2:25. Ac 2.25 18) voor Hebr. tegen mij over. 19) wankelen. Gelijk Ps. 15:5. Ps 15.5Psalms 21:7
7) zegeningen Verg. Gen. 12:2. Jes. 19:24. Ezech. 34:26. Ge 12.2 Isa 19.24 Eze 34.26 8) aangezicht Zie Num. 6:25,26. Ps. 16:11. Nu 6.25,26 Ps 16.11Psalms 55:22
44) mond Dat is, de woorden zijns monds; waarom ook het bijgevoegde Hebr. woord in het getal van velen staat, zijn gladder. 45) dan boter, Of, dan of zij boterig, of geboterd waren. Anders: zij maken hunnen mond glad, of zij verzachten hunnen mond [als] boter. 46) krijg; Dat is, vol van krijg of strijd, zij hebben niets dan enkel strijd in den zin, tegen mij. 47) blote Hebr. geopende, uitgetogene; dat is, zij zijn dodelijk wondende, zij zoeken mij daardoor in het verderf te brengen, Verg. Spreuk. 12:18, en Ps. 57:5. Pr 12.18 Ps 57.4Psalms 62:2
Psalms 62:6
15) zwijg Zie boven Ps. 62:2. Ps 62.1 16) verwachting. Dat is, ik verwacht van Hem mijn heil, gelijk Ps. 62:2. Ps 62.1Psalms 66:9
16) zielen Dat is, die ons gelijk als in het leven wederbrengt, daar wij als dood waren. Verg. Ps. 30:4. Ps 30.3 17) onze Hebr. eigenlijk, onzen voet overgeeft tot wankelen, of wankeling. Zie Ps. 15:5. Ps 15.5Proverbs 10:25
57) Gelijk Of, alzo haast de wervelwind voorbijgegaan is, zo is de goddeloze niet meer. De zin is dat de goddelozen zeer haastiglijk en schrikkelijk omkomen, gelijk alsof zij met een zeer snellen en geweldigen draaiwind van de wereld uitgerukt waren. Zie van dezelfde gelijkenis des onweders, Job 9:17, en boven Spreuk. 1:27. Job 9.17 Pr 1.27 58) is een eeuwige Dat is, staat onbewegelijk, te weten in zijn geloof, liefde, hoop, en vervolgens in een rechten welstand tot den einde toe. Vergelijk Ps. 125:1; Matth. 7:24,25. Ps 125.1 Mt 7.24,25John 10:28
44) hand rukken. Dat is, macht en bewaring; Ps. 31:6. Ps 31.5
Copyright information for
DutKant