Psalms 115

1) ons, o HEERE!

Dit zijn de woorden van de godzalige gemeente der Isra‰lieten, bekennende dat zij het geenzins verdiend hadden noch waardig waren, dat God hun zijne genade en weldaden zou bewijzen, maar dat Hij zulks deed om de eer van zijnen naam.

2) om Uwer waarheid wil.

Doende getrouwelijk wat Gij beloofd hebt.

3) Waarom zouden

Dat is, waarom zoudt Gij den heidenen oorzaak geven te zeggen: Waar is nu hun God? Te weten, nadat zij ons zouden overwonnen en overmeesterd hebben, pochende en roemende, alsof Gij ons niet hadt kunnen beschermen of verlossen; Heere, wil zulks niet toelaten, maar behoed en bescherm ons genadiglijk: zie Ps. 79:10.

Ps 79.10

4) de heidenen zeggen:

Te weten, de volken, die rondom ons liggen.

5) afgoden zijn zilver

Zie de aantekening bij 1 Sam. 31:9, en 2 Sam. 5:21.

1Sa 31.9 2Sa 5.21
6) Dat die hen maken

Of, die ze maken zijn hun gelijkj; te weten, zo onvernuftig en onverstandig als de goden, die zij uit zilver en goud gemaakt hebben.

7) hunne

Te weten, van het volk Isra‰l.

8) Hulp en hun

Dat is, helper.

9) Schild.

Dat is, beschermer.

10) Gij

Dat is, gij priesters en Levieten, wien het opzicht over den godsdienst toevertrouwd en bevolen is.

11) huis A„rons,

11) vertrouw op den

Huis staat in het getal van een; maar vertrouwt in het getal van velen, omdat de huisgezinnen uit veel personen bestaat, en alzo in het volgende.

12) Gijlieden, die

Te weten, al gij anderen, wie gij zijt, die den Heere voor uwen God houdt.

13) de kleinen met de

Verts, in jaren; of in staat en kwaliteit, gelijk Openb. 11:18.

Re 11.18
14) vermeerderen, over

Hebr. toedoen; gelijk Deut. 1:11.

De 1.11
15) den HEERE gezegend,

Zie de aantekening bij 2 Sam. 2:5. Anders: Gij zijt de gezegende des Heeren; of van den Heere.

2Sa 2.5
16) Aangaande den hemel,

Dat is, de Heere heeft den hemel als tot zijne woning genomen, 1 Kon. 8:30, om vandaar bekend te maken de opperste heerschappij, die Hij heeft over de ganse wereld. En Hij heeft den mensen de aarde gegeven te bewonen en te bebouwen, Gen. 3: om hen, zolang zij daarop wonen, te loven en te prijzen.

1Ki 8.30
17) doden zullen

Zie Ps. 6:6, en de aantekening bij Ps. 89:11.

Ps 6.5 89.10

18) die in de stilte

Dat is, in het graf. Zie Job 3:17, en de aantekening bij Ps. 94:17.

Job 3.17 Ps 94.17
19) wij zullen den

Die nog leven.

20) loven van nu

Hebr. zegenen.

Copyright information for DutKant