Psalms 150

1) Looft God

Dit woord staat hier en in de volgende verzen in het getal van velen: Looft gijlieden.

2) in Zijn heiligdom;

Dat is, in zijn heilige plaats, te weten, in den hemel; anderen verstaan door het heiligdom den tempel, gelijk Ps. 20:3, of den tabernakel; niet alleen den aardsen tempel of tabernakel, maar veel meer den tempel hierboven in den hemel. Anders: vanwege zijne heiligheid.

Ps 20.2

3) in het uitspansel

Hebr. in zijne uitspanning der sterkte; dat is, in zijn sterk uitspansel; dat is, omdat Hij zijne kracht, of sterkte; ziende op hetgeen geschreven staat Gen. 1:6. Zie ook Ps. 19.

Ge 1.6
4) Zijn mogendheden;

Dat is, zijn krachtige en geweldige daden, gelijk Ps. 145:4.

Ps 145.4

5) naar de menigvuldigheid

Of, naar de veelheid zijner heerlijkheid; dat is, vanwege zijne grote en menigvuldige macht en heerlijkheid.

6) fluit;

Gelijk Ps. 149:3.

Ps 149.3

7) orgel!

Het Hebr. woord wordt zelden gevonden en derhalve wordt het verscheidenlijk overgezet. Het betekent een lieflijk instrument door Jubal uitgevonden, Gen. 4:21. Zie Job 21:12, en Job 30:31.

Ge 4.21 Job 21.12 30.31
8) hel klinkende

Of, lieflijk klinkende. Hebr. hoorcimbalen; dat is, die lieflijk zijn om aan te horen; deze muziekinstrumenten waren van metaal, als schellen of bellen.

9) Alles, wat

Hebr. alle adem. Zie de aantekening bij Gen. 7:22. Deze woorden verklaart de apostel Johannes breder aldus: En alle schepsel, dat in de hemel is en op de aarde en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, die op den troon zit, en het Lam zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid; Openb. 5:13.

Ge 7.22 Re 5.13
Copyright information for DutKant