Psalms 22:30

46) vetten

Dat is, rijken, machtigen, gelijk Ps. 78:31. Jes. 10:16. Ezech. 34:20. De zin is dat er van beiden, rijken en vermogenden, [gelijk Ps. 45:13; Ps. 72:10. Jes. 49:23. enz.] ook armen en ellendigen onder de heidenen zullen zijn, die zich tot Christus zullen bekeren. Zie 1 Cor. 1:26. enz.

Ps 78.31 Isa 10.16 Eze 34.20 Ps 45.12 72.10 Isa 49.23 1Co 1.26

47) in het

Dat is, die slecht van conditie, •f in de uiterste vernederdheid, •f in nood zijn. Verg. Job 30:19. Ps. 44:26; Ps. 113:7. Jes. 29:4; Jes. 47:1. Klaagl. 3:29.

Job 30.19 Ps 44.25 113.7 Isa 29.4 47.1 La 3.29

48) ziel

Die in doodsgevaar is, hetzij door hongersnood, krankte, vervolging, of anderzins, idem in zichzelven, vermits zijn zondigen staat, niet dan de dood verdiend heeft, en geen middel of macht heeft om zijne ziel te behouden, zal in deemoedigheid door geloof zijn troost in Christus zoeken en Hem aanhangen, als zijnde de enige toevlucht in alle lichamelijke en geestelijke noden.

Psalms 87:4-6

7) Rahab

Dat is, Egypte. Alzo wordt Egypte ook genoemd Ps. 89:11; Jes. 30:7, en Jes. 51:9. De zin der woorden van dit vers is dat de tijd zal komen, wanneer God de Egyptenaars en Babyloni‰rs zal rekenen onder zijn volk, hun meedelende zijn kennis, waar zij tevoren vreemd van waren en het volk Gods verdrukten. Zie Jes. 19:19,21,25. Egypte wordt Rahab genoemd vanwege zijne hoorvaardij [hetwelk het woord betekent], of van de ene of de andere sterke stad daarin gelegen. Onder de namen dier nati‰n, die in dit vers genoemd staan, moet men allerlei volken verstaan. Zie Hand. 2:9,10; Ef. 2:12; Col. 3:11.

Ps 89.10 Isa 30.7 51.9 19.19,21,25 Ac 2.9,10 Eph 2.12 Col 3.11

8) vermelden

Te weten, ten beste, dat is, zij zullen door de prediking des heiligen Evangelies ook tot de kennis van den waren God te hunner tijd gebracht worden.

9) de Filistijn

Hebr. Filistea, Tyrus. Van de bekering der Tyri‰rs, zie Ps. 45:13.

Ps 45.12

9) de Tyri‰r,

Hebr. Filistea, Tyrus. Van de bekering der Tyri‰rs, zie Ps. 45:13.

Ps 45.12

10) den Moor,

Hebr. Chus. Van de bekering der Moren tot Christus, zie Ps. 68:32, en Ps. 72:10; Hand. 8:27.

Ps 68.31 72.10 Ac 8.27

11) deze is

Alsof hij zeide: De tijd zzal komen dat men van de Filistijnen, Tyri‰rs en Moren zal zeggen, dat zij te Jeruzalem [welke is ons aller moeder; Gal. 4:26] dat is, in de Christelijke kerk geboren zijn; dat is dat zij tot Gods kerk en het hemelse Jeruzalem behoren.

Ga 4.26
12) van Zion

Dat is van de stad Jeruzalem, die aan den berg Zion ligt; dat is van de Christelijke gemeente.

13) Die en die is

Hebr. man en man; dat is die en die, te weten, vele en verscheidene nati‰n en volken. Zie Hand. 2:9,10,11.

Ac 2.9,10,11

14) daarin

Te weten, in de stad Jeruzalem.

15) geboren;

Geboren, te weten, door de predikatie van het heilige Evangelie en den Heilige Geest.

16) de Allerhoogste

Dat is, de Allerhoogste zelf zal hen zo vast maken, dat de poorten der hel tegen hen niet zullen vermogen, Matth. 16:18.

Mt 16.18
17) zal hen rekenen

Te weten, die, die zich tot de Christelijke kerk begeven zullen.

18) in het opschrijven

Een manier van spreken bij gelijkenis genomen van de overheden, die boek of register houden van de ingezetenen hunner steden, om de uitheemsen van de ingeborenen te onderscheiden, zie Ps. 22:31.

Ps 22.30

19) aldaar

Te weten, te Jeruzalem, of in Zion; dat is, hij is den Heere toebehorende, zie Ps. 87:4.

Ps 87.4

Isaiah 54:3

12) uitbreken

Te weten met veelheid van kinderen. De zin is: Daar zullen ook onder de heidenen en aan die plaatsen, waar tevoren geen kerken geweest zijn, veel gelovige en ware ledematen der Christelijke kerk gevonden worden.

13) uw zaad

Dat is, uwe nakomelingen, te weten uw geestelijke kinderen.

14) de heidenen

Dat is, het land der heidenen; dat is, de heidenen zullen ook door het Evangelie, hetwelk van Zion uitgaan zal, kinderen Gods worden en u toegevoegd worden.

15) zij zullen

Te weten uwe nakomelingen.

16) de verwoeste steden

Dat is, die steden, in welke tevoren gene kinderen Gods woonden.

Isaiah 60:4

13) Hef uw ogen

Dit spreekt de profeet, als zich verwonderende over het groot getal der mensen, die uit alle kanten der wereld tot Christus zouden komen; Jes. 49:18,22,23.

Isa 49.18,22,23

14) die allen

Te weten heidenen en koningen.

15) tot u;

Of, uwenthalve.

16) uw zonen

Dat is, de gelovigen onder de heidenen, die tot de kerk Gods behoren.

17) gevoedsterd

Of, opgevoed, of opgetogen worden; gelijk Jes. 49:22; zie Num. 11:12.

Isa 49.22 Nu 11.12

Matthew 25:10

Luke 16:9

10) vrienden

Dat is, maakt door uwe milddadigheid tegen de armen, voornamelijk de gelovigen, dat die over uniet klagen, maar u mogen zegenen voor God. Zie Deut. 24:13.

De 24.13

11) Mammon,

Van dit woord zie Matth. 6:24.

Mt 6.24

12) u ontbreken zal,

Of, wanneer gij zult bezwijken; namelijk door den dood; als al uw wereldse goederen u zullen begeven. Of, verlaten zult; namelijk den mammon.

13) ontvangen

Namelijk als getuigen van uwe milddadigheid en liefde aan hen bewezen.

Acts 2:41-42

86) gaarne aannamen,

Of, met behagen, gewilliglijk; daartoe door de genade Gods gewillig gemaakt zijnde.

87) zielen.

Dat is, personen; Gen. 46:27.

Ge 46.27
88) volhardende in

Zie Hand. 1:14.

Ac 1.14

89) in de gemeenschap,

Namelijk der heiligen in het algemeen, of in het bijzonder van de goederen, gelijk verklaard wordt Hand. 2:44,45.

Ac 2.44,45

90) in de breking

Daardoor wordt verstaan, •f dat zij tezamen aten en dronken, •f dat zij het heilige Avondmaal met elkander hielden, Hand. 20:7, hetwelk zij somwijlen beide tezamen deden, gelijk men zien kan 1 Cor. 11:21,22.

Ac 20.7 1Co 11.21,22

91) gebeden.

Namelijk die openlijk in de vergaderingen van de ganse gemeente geschiedden.

Copyright information for DutKant