Psalms 44:13-16

17) om gene

Hebr. om geen goed, of rijkdom; of voor hetgeen geen rijkdom is, geen goed verstrekt; dat is, als omniet; zij worden wel als een verkochte waar aan den vijand overgeleverd, maar zonder prijs.

18) verhoogt

Hebr. vermeerderd, vergroot, niet in hunne prijzen, of schattingen. De manier van spreken schijnt genomen te zijn van de gewoonte, die men houdt in verkopen, daar men gemeenlijk den geboden prijs verhoogt als de waar van enige waarde is. Maar de profeet wil zeggen dat Gods volk alzo verkocht wordt, alsof het de moeite niet waard ware meer te eisen of te doen bieden dan de koper ten eerste voorstelde; dat is te zeggen dat zij van zeer klein waarde geacht zijn, ja snoder dan gemene slaven, die men zo op het eerste bod nog niet verkoopt, welker prijs nog wel verhoogd wordt. Verg. Deut. 28:68. Anders, Gij doet geen voordeel, of, Gij vermeerderd, [dat is, Gij verrijkt,] U niet van hun prijs, Gij bekomt geen voordeel, of gewin van hun prijs, omdat de vijand hen als voor niet wegneemt, dat het eigenlijk geen koop kan heten.

De 28.68
19) hoofdschudding

Zie 1 Kon. 9:8; 2 Kon. 19:21.

1Ki 9.8 2Ki 19.21

Psalms 79:4

6) smaadheid

Zie Ps. 80:7, en verg. Ps. 137:7; Ezech. 35:2,12,13,15.

Ps 80.6 137.7 Eze 35.2,12,13,15

Psalms 89:41

71) zijne muren

Te weten, des konings; versta de muren van de stad Jeruzalem. Zie 2 Kon. 25:10,13; Ps. 80:13.

2Ki 25.10,13 Ps 80.12

72) nedergeworpen.

Of, vermorzeld. Hebr. tot vermorzeling gesteld.

Psalms 89:50

Lamentations 1:8

48) heeft zwaarlijk gezondigd,

Hebreeuws, heeft ene zonde gezondigd; dat is, zwaarlijk en lang gezondigd. Anders is daar geen mens, die niet zondigt; 1 Kon. 8:46. Zie gelijke manier van spreken Exod. 32:30.

1Ki 8.46 Ex 32.30

49) als een afgezonderde [vrouw]

Hebreeuws, tot een afgezonderde; dat is, als ene vrouw, die vanwege hare onreinheid van de mensen zich moet onthouden, volgens de wet; Lev. 15:19. Anders: als een omzwervende [vrouw], of, men heeft [het hoofd] over haar geschud. Zie 2 Kon. 19:21.

Le 15.19 2Ki 19.21

50) allen,

Dat is, allen die haar in waarde hielden, te weten toen zij den Heere vreesde en heerschappij had over andere volken en nati‰n.

51) haar naaktheid gezien hebben;

Beroofd zijnde van hare versierselen, inzonderheid van alle godzaligheid ontbloot zijnde; vergelijk Jer. 13:22,26; Ezech. 16:37; Hos. 2:9; Nah. 3:5.

Jer 13.22,26 Eze 16.37 Ho 2.10 Na 3.5

52) zij zucht ook,

Te weten nu zij indachtig wordt hoe lelijk zij God verlaten heeft, hulp zoekende waar gene te vinden was.

53) zij is achterwaarts gekeerd.

Dat is, zij is beschaamd geworden, dewijl zij van den Heere, haar rechten man, verstoten werd.

Lamentations 2:15-16

83) Allen,

Te weten van welken staat of stand zij zijn, doch versta die, welke vreemd zijn van de ware religie.

84) klappen met de handen

Tot uw spot. Hebreeuws, met de palmen. Zie de aantekening Job 27:23.

Job 27.23

85) zij fluiten

Zie 1 Kon. 9:8; 2 Kon. 19:21; Job 16:9; Jer. 18:16.

1Ki 9.8 2Ki 19.21 Job 16.9 Jer 18.16

86) waarvan men van zeide,

Dat is, die men noemde de volmaakte in schoonheid.

87) vreugde der ganse aarde?

Vergelijk Ps. 48:2, en Ps. 50:2.

Ps 48.1 50.2
88) sperren

Zie Ps. 22:14. Anders: doen hunnen mond wijd open.

Ps 22.13

89) knersen met de tanden,

Of, zij bijten op de tanden.

90) Wij hebben haar verslonden;

Dat is, wij hebben hen nu tot zulk een staat gebracht, dat zij niet weder opstaan zullen.

91) dit is immers de dag,

De zin is: Wij hebben lang gewenst dezen dag te zien, dien wij nu zien en beleven.

92) wij hebben [hem] gezien.

Of, wij zien [hem nu], te weten met lust en met vreugde.

Lamentations 3:14

30) al mijn volk

Te weten al dengenen, die mijne vrienden en bekenden geweest zijn; inzonderheid dengenen, die afgevallen zijn vanwege deze zware ellenden, die Gij, Heere, ons toeschikt.

31) tot belaching geworden,

Dat is, een stof van belaching en bespotting.

32) snarenspel

Hebreeuws, snarenslaging. De zin is: Zij dichten liedjes van mij en hebben hun genoegen daarin, dat zij mij dagelijks in hunne liedjes mijne ellende verwijten en voorwerpen; zie Job 17:6, en Job 30:9, en Ps. 69:13, en onder Klaagl. 3:63; vergelijk Deut. 28:37.

Job 17.6 30.9 Ps 69.12 La 3.63 De 28.37
Copyright information for DutKant