Psalms 52:8

19) vrezen;

Zich ontzettende over dit rechtvaardig oordeel Gods, en daardoor gesterkt worden in zij vreze en ontzag.

20) lachen,

Vanwege de rechtvaardige straf Gods over dezen verdwaasden en bitteren vijand van God en alle vromen, zich heiliglijk verheugende en Do‰gs ijdelen troost bespottende.

Jeremiah 17:8

28) gevoelt het niet,

Hebreeuws, ziet, gelijk in het voorgaande Jes. 17:6, dat is, hij lijdt daarvan geen schade, verdroogt daarom niet.

Isa 17.6

29) blijft groen,

Hebreeuws, is. Zie Ps. 37:18.

Ps 37.18

30) droogte

Zie van het Hebreeuwse woord boven Jer. 14:1.

Jer 14.1

31) zorgt hij niet,

Bij gelijkenis gesproken, gelijk tevoren, ziet niet; dat is, gevoelt niet.

32) houdt niet op

Hebreeuws, wijkt niet.

33) dragen.

Hebreeuws, maken; zie boven Jer. 12:2.

Jer 12.2

Ezekiel 17:24

87) bomen des velds weten,

Dat is, mensen, die zo genoemd worden, omdat zij goede vruchten moeten dragen; Ps. 1:3; Jes. 56:3; Matth. 7:17,18,19. Sommigen verstaan eigenlijk de koningen, die onder andere mensen in hoogheid uitsteken; Dan. 4:20,22.

Ps 1.3 Isa 56.3 Mt 7.17,18,19 Da 4.20,22

88) den hogen boom vernederd heb,

Men kan dit lichamelijk verstaan van de Babyloni‰rs en hunne monarchie, die verstoord is door Cyrus, en geestelijk van den duivel en zijn rijk, dat door Christus verwoest is.

89) den nederen boom verheven heb,

Dit kan ook lichamelijk verstaan worden van de Joden, toen zij wederkeerden uit de Babylonische gevangenschap, en geestelijk van alle uitverkorenen en gelovigen, die door Christus uit het geweld des duivels verlost zijn.

90) den groenen boom verdroogd

Het voorgaande wordt met andere woorden verhaald.

Ezekiel 21:3

5) Ik [wil] aan u,

Alsof de Heere zeide: De Babyloni‰rs hebben het niet alleen tegen u, maar Ik zelf ben uwe wederpartij, bereid om u te verderven; zie boven Ezech. 13:8.

Eze 13.8

6) zwaard uit zijn schede trekken;

Menselijkerwijze van God gesproken, gelijk ook Lev. 26:33. Zwaard voor de straf van den oorlog, Lev. 26:6. Somtijds schijnt het nog andere straffen te begrijpen, gelijk Job 19:29; gelijk de oorlog ene zee van alle plagen is; zie ook Ps. 22:21.

Le 26.33,6 Job 19.29 Ps 22.20

7) rechtvaardige en den goddeloze.

Versta, den rechtvaardige in schijn, en niet in waarheid, gelijk boven Ezech. 3:20, zie de aantekening. Of den rechtvaardige in vergelijking met den goddeloze, die onrechtvaardiger is. Die minder goddeloos is, wordt gerechtvaardigd van dengene, die goddelozer is; dat is, rechtvaardiger geacht ten aanzien van hem; zie boven Ezech. 16:51,52. Zo men het woord rechtvaardig verstaan wil van den waren vrome, zo wordt hij met den goddeloze gestraft, omdat hij bij denzelven blijft, hoewel de vrome niet vergaat gelijk de goddeloze; vergelijk Openb. 18:4.

Eze 3.20 16.51,52 Re 18.4

Luke 23:31

36) groene hout,

Grieks vochtig; dat is, aan mij, die onschuldig en rechtvaardig ben.

37) wat zal aan het dorre geschieden?

Dat is, wat zal dan den goddelozen en schuldigen wedervaren. Zie dergelijke 1 Petr. 4:17,18.

1Pe 4.17,18
Copyright information for DutKant