Psalms 65:4
7) Ongerechtige Hebr. woorden, of dingen, zaken der ongerechtigheden waren geweldiger of machtiger dan ik. Dit kan men duiden op Sauls regering of Absaloms oproer, en voorts nemen als een bekentenis van Gods volk, aangaande de zonden, die zij somtijds, in den geestelijken strijd onderliggende, bedreven hadden. 8) verzoent Of, Gij bedekt ze genadiglijk; Gij vergeeft ze om de verzoening van den Messias. Verg. Dan. 9:24, en Lev. 1:4. Het Hebr. woord ziet op het verzoendeksel, dat op de ark des verbonds was, [Exod. 25:17,18,] zijnde een voorbeeld der verzoening onzes Heeren Jezus Christus. Da 9.24 Le 1.4 Ex 25.17,18Psalms 84:2
Psalms 87:4-6
7) Rahab Dat is, Egypte. Alzo wordt Egypte ook genoemd Ps. 89:11; Jes. 30:7, en Jes. 51:9. De zin der woorden van dit vers is dat de tijd zal komen, wanneer God de Egyptenaars en Babylonirs zal rekenen onder zijn volk, hun meedelende zijn kennis, waar zij tevoren vreemd van waren en het volk Gods verdrukten. Zie Jes. 19:19,21,25. Egypte wordt Rahab genoemd vanwege zijne hoorvaardij [hetwelk het woord betekent], of van de ene of de andere sterke stad daarin gelegen. Onder de namen dier natin, die in dit vers genoemd staan, moet men allerlei volken verstaan. Zie Hand. 2:9,10; Ef. 2:12; Col. 3:11. Ps 89.10 Isa 30.7 51.9 19.19,21,25 Ac 2.9,10 Eph 2.12 Col 3.11 8) vermelden Te weten, ten beste, dat is, zij zullen door de prediking des heiligen Evangelies ook tot de kennis van den waren God te hunner tijd gebracht worden. 9) de Filistijn Hebr. Filistea, Tyrus. Van de bekering der Tyrirs, zie Ps. 45:13. Ps 45.12 9) de Tyrir, Hebr. Filistea, Tyrus. Van de bekering der Tyrirs, zie Ps. 45:13. Ps 45.12 10) den Moor, Hebr. Chus. Van de bekering der Moren tot Christus, zie Ps. 68:32, en Ps. 72:10; Hand. 8:27. Ps 68.31 72.10 Ac 8.27 11) deze is Alsof hij zeide: De tijd zzal komen dat men van de Filistijnen, Tyrirs en Moren zal zeggen, dat zij te Jeruzalem [welke is ons aller moeder; Gal. 4:26] dat is, in de Christelijke kerk geboren zijn; dat is dat zij tot Gods kerk en het hemelse Jeruzalem behoren. Ga 4.26 12) van Zion Dat is van de stad Jeruzalem, die aan den berg Zion ligt; dat is van de Christelijke gemeente. 13) Die en die is Hebr. man en man; dat is die en die, te weten, vele en verscheidene natin en volken. Zie Hand. 2:9,10,11. Ac 2.9,10,11 14) daarin Te weten, in de stad Jeruzalem. 15) geboren; Geboren, te weten, door de predikatie van het heilige Evangelie en den Heilige Geest. 16) de Allerhoogste Dat is, de Allerhoogste zelf zal hen zo vast maken, dat de poorten der hel tegen hen niet zullen vermogen, Matth. 16:18. Mt 16.18 17) zal hen rekenen Te weten, die, die zich tot de Christelijke kerk begeven zullen. 18) in het opschrijven Een manier van spreken bij gelijkenis genomen van de overheden, die boek of register houden van de ingezetenen hunner steden, om de uitheemsen van de ingeborenen te onderscheiden, zie Ps. 22:31. Ps 22.30 19) aldaar Te weten, te Jeruzalem, of in Zion; dat is, hij is den Heere toebehorende, zie Ps. 87:4. Ps 87.4Psalms 100:4
7) tot zijne poorten Te weten, tot de poorten zijns tempel. 8) lof, in Aldus worden de lofoffers genoemd, 2 Kron. 29:31; Jer. 17:26. 2Ch 29.31 Jer 17.26 9) zijne voorhoven Versta, de voorhoven des tempels, zie de aantekening bij 1 Kon. 6:36. 1Ki 6.36Isaiah 54:2-3
6) Maak de plaats Te weten opdat de bekeerden uit de heidenen plaats bij u vinden. Dit is gesproken naar de wijze der ouden in het land Kanan, die in tenten woonden, te kennen gevende dat de kerk van het Nieuwe Testament zeer vermeerderen en zich wijd uitbreiden zou, zich aan alle zijden vermenigvuldigende. Zie Jes. 49:19,20. Isa 49.19,20 7) woningen Of, tabernakelen. 8) verhinder het niet; Of, houdt ze niet terug, of houdt ze niet in. 9) koorden lang, Of touwen, of zelen, met welke de tenten gespannen worden. 10) steek uw Hebreeuws, versterk uwe pinnen. 11) pinnen Of, nagelen, aan welke de touwen vastgemaakt worden. 12) uitbreken Te weten met veelheid van kinderen. De zin is: Daar zullen ook onder de heidenen en aan die plaatsen, waar tevoren geen kerken geweest zijn, veel gelovige en ware ledematen der Christelijke kerk gevonden worden. 13) uw zaad Dat is, uwe nakomelingen, te weten uw geestelijke kinderen. 14) de heidenen Dat is, het land der heidenen; dat is, de heidenen zullen ook door het Evangelie, hetwelk van Zion uitgaan zal, kinderen Gods worden en u toegevoegd worden. 15) zij zullen Te weten uwe nakomelingen. 16) de verwoeste steden Dat is, die steden, in welke tevoren gene kinderen Gods woonden.Isaiah 60:4
13) Hef uw ogen Dit spreekt de profeet, als zich verwonderende over het groot getal der mensen, die uit alle kanten der wereld tot Christus zouden komen; Jes. 49:18,22,23. Isa 49.18,22,23 14) die allen Te weten heidenen en koningen. 15) tot u; Of, uwenthalve. 16) uw zonen Dat is, de gelovigen onder de heidenen, die tot de kerk Gods behoren. 17) gevoedsterd Of, opgevoed, of opgetogen worden; gelijk Jes. 49:22; zie Num. 11:12. Isa 49.22 Nu 11.12Isaiah 62:9
35) die het inzamelen Hebreeuws, de inzamelaars deszelven, te weten des korens. 36) die hem vergaderen Hebreeuws, de vergaderaars, of de samenbrengers deszelven, te weten most. 37) in de voorhoven Dat is met openbare dankzeggingen, die zij den Heere in zijne kerk voor zijne weldaden zullen doen; ene manier van spreken genomen van de priesters, die het geheiligde vlees aten in het voorhof van den tabernakel en naderhand in de voorhoven van den tempel. Zie Lev. 6:16, en Lev. 10:18; Ezech. 42:14. Le 6.16 10.18 Eze 42.14
Copyright information for
DutKant