Psalms 91:1

1) in de schuilplaats

1) in de schaduw

Dat is, onder de bescherming. Verg. Num. 14:9; Ruth 2:12; Ps. 17:8, en Ps. 36:8, en Ps. 61:5, en Ps. 63:8; Hos. 14:8, met de aantekening.

Nu 14.9 Ru 2.12 Ps 17.8 36.7 61.4 63.7 Ho 14.7

2) des Almachtigen

Van het woord Schaddai, hetwelk in het Hebr. staat, zie Gen. 17:1.

Ge 17.1

Psalms 121:5-7

6) uwe schaduw,

Dat is, uw beschutter en beschermer, mogende vergeleken worden bij een schaduw of deksel, waaronder men schuilt; Ps. 109:31, en Ps. 110:5; Jes. 4:6, en Jes. 25:4. Zie de aantekening bij Num. 14:9.

Ps 109.31 110.5 Isa 4.6 25.4 Nu 14.9
7) zon zal u des

De zin is: Hij zal u als met een wolk bedekken, gelijk Hij eertijds uwe voorouders gedaan heeft toen zij Egypte kwamen; Exod. 13:21; Ps. 78:14; Jes. 49:10; Openb. 7:15,16.

Ex 13.21 Ps 78.14 Isa 49.10 Re 7.15,16

8) steken, noch

Te weten, met hare stralen. Hebr. slaan. Zie Gen. 8:21.

Ge 8.21
9) De HEERE zal

Sommigen nemen deze twee laatste verzen als een wens, aldus: de Heere beware u, enz.

Isaiah 25:4

10) den arme

Of, een sterkte der armen.

11) voor de vloed,

Of, voor de overvloeiende wateren; gelijk Jes. 4:6.

Isa 4.6

12) want

Of, toen het blazen der tirannen was als, enz.

13) het blazen

Hebreeuws, de wind, [of, als sommigen, geest, dat is, toorn] der tirannen, of der gruwzamen, of schrikkelijken.

Copyright information for DutKant