1 Chronicles 12:16

Benjaminieten en Judeeërs

Weer anderen melden zich bij David als hij zich nog in de bergvesting bevindt. Het gaat opnieuw om “nakomelingen van Benjamin” (1Kr 12:16; 1Kr 12:1-2), samen met nakomelingen van “Juda”. Als zij naar David toe komen, gaat hij hun tegemoet. Hij is in hun geval voorzichtig en wil zekerheid over hun motieven. Hij wil weten of ze “met vrede” naar hem toe gekomen zijn, om hem te helpen, of dat ze hem willen verraden aan zijn tegenstanders (1Kr 12:17). In het eerste geval mogen ze erop rekenen dat hij één van hart met hen is. Ze strijden dan voor dezelfde goede zaak. Als het laatste het geval is, moeten ze weten dat er geen geweld aan zijn handen is en dat God hem dan recht zal verschaffen door dit kwaad te straffen.

David is niet naïef. Zo moeten wij ook niet naïef zijn als mensen die we niet kennen tegen ons zeggen dat ze samen met ons de Heer willen dienen en aanbidden. Het is onze verantwoordelijkheid te beproeven wat hen drijft. David erkent hen als behorend tot Gods volk door tot hen te spreken over “de God van onze vaderen”, dat wil zeggen hun gemeenschappelijke God. Het gaat om mensen die tot Gods volk behoren, maar van wie we zekerheid moeten hebben dat ze ook werkelijk recht voor God staan.

Na de beproevende woorden van David komt de Geest van God over Amasai. Letterlijk staat er dat de Geest Zich met Amasai bekleedt (vgl. Ri 6:34). Dan spreekt hij dingen uit die getuigen van grote bereidwilligheid om David te helpen, om te dienen in het grote leger. David onderkent dat het werkelijk de Geest is Die door Amasai spreekt en neemt hem en zijn mannen aan en stelt ze aan tot hoofden over de bende. Door de Geest brengt Amasai tot uiting dat David erkend wordt als de rechtmatige koning. Dat is ook waar de Heilige Geest ons toe wil brengen, dat wij de heerschappij van de Heer Jezus in ons leven belijden.

De woorden die Amasai namens allen spreekt, getuigen van hun grote gehechtheid aan David. Bij monde van Amasai verklaren ze dat ze David toebehoren en dat ze bij hem willen zijn. Ze wensen hem vrede toe. Door zich als helpers aan hem te verbinden weten ze dat ze in die vrede delen. Ze belijden ook dat God de bron van die vrede is, want omdat God David helpt, is die vrede aanwezig.

Het getuigenis van Amasai is mooi: “[Wij zijn] de uwe, David, ja, met u [zijn wij], zoon van Isaï.” Hierin vinden we twee aspecten die wij kunnen toepassen op onze verhouding tot de Heer Jezus en onze belijdenis daarvan. We mogen tegen Hem zeggen dat we aan Hem verbonden zijn. Dat betekent dat we van Hem zijn, we behoren Hem toe. Het tweede is dat we met Hem zijn. Dat betekent dat we Hem volgen op de weg van vernedering.

Het eerste aspect is verbonden met de naam “David”. David betekent ‘geliefde’. De Heer Jezus is de Geliefde van de Vader. Het tweede aspect is verbonden met de weg van vernedering, wat tot uitdrukking komt in “zoon van Isaï”. ‘Zoon van Isaï’ wijst op de nederige afkomst van David. Is het ook onze belijdenis dat wij met de Heer Jezus zijn als Degene Die geleden heeft, verworpen werd en gekruisigd is?

Op een treffende manier worden beide aspecten door Paulus uitgedrukt. Hij geeft onze positie aan als hij zegt: “De Geest Zelf getuigt met onze geest, dat wij kinderen van God zijn” (Rm 8:16). Dat ziet op onze verbondenheid met de Heer Jezus. Maar dit getuigenis van onze verbondenheid in positie is tevens verbonden met de plaats van verwerping die we innemen. Dat laat Paulus er direct op volgen als hij zegt: “Als wij inderdaad met [Hem] lijden, opdat wij ook met [Hem] verheerlijkt worden” (Rm 8:17).

We vinden hier twee regels die fundamenteel zijn voor ons geloof:

1. onze belijdenis, dat is wat wij zeggen en

2. de praktijk van ons leven als christen, dat is wat wij laten zien.

Als de Geest ons daartoe brengt, dan verlangen we naar vrede op aarde, zoals Amasai dat vervolgens uitspreekt: “Vrede, vrede [zij] u, en vrede uw helper, want uw God helpt u” (1Kr 12:18).

Vrede en het verlangen daarnaar nemen in deze geschiedenis een grote plaats in. Ook dit staat in verbinding met de Heilige Geest, Die een Geest van vrede is. Dat is waar iedere gelovige ten diepste naar verlangt. Dat is de vrede waar de Geest, Die op Amasai is, van getuigt. Als wij accepteren dat we een verworpen Heer volgen en in Zijn verwerping delen, is die vrede er ook voor ons. Dan zullen we ervaren wat de Heer Jezus tegen Zijn discipelen zegt: “Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u; niet zoals de wereld geeft, geef Ik u” (Jh 14:27).

Op Golgotha, de plaats van de diepste vernedering, is die vrede tot stand gebracht. Een van de grote kenmerken van de Heer Jezus is Zijn vrede in Zijn hele handel en wandel. Hij bezat die vrede omdat Hij volkomen op Zijn God en Vader vertrouwde. Hoe wij in die vrede kunnen staan, kunnen we alleen van Hem leren. In alle omstandigheden hebben we het nodig om in die vrede te blijven in onze handel en wandel. Ieder van ons kan dat uitwerken omdat de Geest in ons woont.

Na de belijdenis van Amasai neemt David hem en zijn mannen aan en geeft ze allemaal een taak. Als wij ons helemaal geven en toevertrouwen aan God, merkt Hij dat ook en Hij vertrouwt ons dan ook een taak toe. Alleen in die houding zijn we geschikt om een taak voor Hem te vervullen en wil Hij ons ook graag gebruiken als de Geest zo in ons kan werken. We zien ook dat David zelf, en niemand anders, hen aanneemt. Als we dat vertalen naar de Heer Jezus, is dat ook zo. De mannen die onderworpen zijn aan David, worden aanvoerders. Het gaat erom dat ze David daadwerkelijk dienen.

In wat Amasai door de Geest tegen David zegt, herkennen we wat de gelovige tegen en over de Heer Jezus zegt als hij door de Geest wordt geleid. Woorden die gesproken worden uit liefde tot de Heer Jezus, komen van en door de Geest en dat in de tijd van de verwerping. Gelovigen die door de Geest geleid worden, kiezen Zijn zijde. Ze zeggen eerst dat ze van Hem zijn en dan dat ze met Hem willen zijn.

Veel christenen zeggen helaas alleen dat ze van de Heer Jezus zijn en laten niet zien dat ze met Hem zijn. Altijd in Zijn gezelschap zijn kan wel eens te veel kosten. Wie de Heer Jezus vrede toewenst, wenst het ook zichzelf toe en zal die ook krijgen, want God staat aan de zijde van de Heer Jezus.

Copyright information for DutKingComments