1 Corinthians 12:28

God heeft het lichaam samengesteld

1Ko 12:24-25. Verdeeldheid in het lichaam is een van de ergste dingen die kunnen gebeuren. Je hebt gezien dat dit kan komen door gemakzucht en ook door jaloersheid en ook door hoogmoed. Omdat God dit van tevoren heeft geweten, heeft Hij daarmee rekening gehouden. Hij geeft aan de leden van het lichaam die niet zo in het oog lopen meer eer dan aan leden die wel opvallen. God gaat anders te werk dan wij vaak doen. Wij zien vaak aan wat voor ogen is, wat indruk maakt. Bij God is dat niet zo. Daarom moeten wij naar de gaven leren kijken met de ogen van God.

Als God aan de – in onze ogen – geringere gaven meer eer geeft, zal het goed zijn als wij dat ook doen. Dat is niet om de grotere gaven te kleineren, maar opdat er geen verdeeldheid in het lichaam ontstaat. Door grotere gaven nog eens extra eer te geven – en hoe gemakkelijk gebeurt dat – raakt het evenwicht in het lichaam zoek.

Dit is de praktijk in grote delen van de christenheid, waar alle gaven wel geconcentreerd lijken te zijn in één persoon. Hij is de man die bidt, de ‘gemeente’ toespreekt, het avondmaal bedient, het evangelie verkondigt, als herder voor de kudde zorgt. Ook in groeperingen die geen ‘eenmansbediening’ kennen, waar vrijheid voor de uitoefening van de gaven is, is het gevaar groot dat alles overgelaten wordt aan de ‘grotere’ gaven.

Het is Gods bedoeling dat de leden voor elkaar gelijke zorg dragen. Het gaat erom wat jij voor de ander kunt betekenen.

1Ko 12:26. Hoezeer de leden met elkaar verbonden zijn, blijkt wel uit dit vers. Wat hier staat, is geen opdracht aan de leden om met elkaar mee te lijden of zich met elkaar te verblijden. Het is niet iets wat ze moeten doen, maar het is iets wat gebeurt. Wat daar staat, is een feit. Vergelijk het maar met je eigen lichaam. Als iemand je een flinke schop tegen je scheenbeen geeft, heeft je hele lichaam daar last van. Zo is dat ook met de leden van het lichaam. Als één lid van de gemeente niet kan functioneren, heeft de hele gemeente daar last van.

Dat een lid niet kan functioneren, kan verschillende oorzaken hebben. Een lid van de gemeente dat in een kerk zit waar alle gaven toegedacht zijn aan één persoon, zoals de dominee of de pastoor, heeft door de kerkleer niet de ruimte om zich in zijn functie te ontplooien. Een lid van de gemeente op wie vanwege zonde tucht moet worden uitgeoefend, kan zijn functie ook niet uitoefenen. In beide gevallen lijden alle andere leden van de gemeente daaronder omdat ze de praktische werking van die functie missen.

Omgekeerd is het zo, dat waar een lid van de gemeente zijn juiste plaats gaat innemen en gaat functioneren zoals het behoort, alle andere leden zich daarover verblijden. Als jij je functie uitoefent, al voel je je daarin nog zo zwak, is dat een vreugde voor alle leden van het lichaam, echt waar.

Je ziet hoe hecht de leden van de gemeente aan elkaar verbonden zijn. Houd daar in je activiteiten rekening mee. Alles wat je doet, heeft invloed op de andere leden van het lichaam. Het goede wat je doet, helpt mee de gemeente op te bouwen. Het verkeerde wat je doet, heeft een negatieve uitwerking op de gemeente.

1Ko 12:27. Dan volgt er nog iets belangrijks. Tegen alle leden van de gemeente in Korinthe zegt Paulus: “En u bent [het] lichaam van Christus.” Om jou het belang van dit vers duidelijk te maken, moet ik je nog een paar dingen vertellen over de betekenis van het lichaam van Christus. Het lichaam van Christus kun je namelijk vanuit verschillende gezichtspunten bezien:

1. Door de tijd heen. Het lichaam van Christus is ontstaan op de Pinksterdag, als de Heilige Geest wordt uitgestort. Deze gebeurtenis wordt beschreven in Handelingen 2 (Hd 2:1-4). In ons hoofdstuk, in 1Ko 12:13, wordt naar die gebeurtenis verwezen. Allen die sinds de Pinksterdag zich tot God hebben bekeerd en de Heer Jezus hebben aangenomen, horen bij de gemeente. Zo gezien is de gemeente nog niet compleet, want gelukkig komen er nog elke dag mensen tot bekering en worden bij de gemeente gevoegd. De gemeente is pas compleet op het moment dat de Heer Jezus komt om de gelovigen op te halen. Over die gebeurtenis lees je in 1 Thessalonicenzen 4 (1Th 4:15-18).

2. Wereldwijd. Je kunt de gemeente zien zoals ze nu op aarde bestaat. Dan omvat de gemeente alle gelovigen die op dit moment op aarde leven en, om zo te zeggen, actief deel uitmaken van de gemeente. Deze voorstelling van zaken lees je in Efeziërs 4 (Ef 4:16).

3. Plaatselijk. Met het lichaam van Christus wordt ook het totaal van alle gelovigen in een bepaalde stad aangeduid. Dit is wat je in ons vers aantreft. De gemeente in Korinthe wordt hier op deze wijze aangesproken en dat ondanks de vele dingen die niet goed zijn. Met de uitdrukking “lichaam van Christus” wordt hier, zoals wel eens is gezegd, de plaatselijke weergave van de wereldwijde of universele gemeente bedoeld. Een plaatselijke gemeente is een soort miniatuur van het grote geheel. Wat voor de hele gemeente op aarde geldt, wordt in de plaatselijke gemeente zichtbaar.

De verdeeldheid is, op het moment dat Paulus dit schrijft, nog niet zo groot als waar wij vandaag mee te maken hebben. Toch geeft dit vers een belangrijke aanwijzing die ook voor onze tijd geldt. Het geeft namelijk aan dat er in elke plaats waar meerdere gelovigen wonen een gemeente is. Door de verdeeldheid is daar uiterlijk helaas vaak niets van te zien. Toch kan het, net zoals in Korinthe, ook nu zichtbaar worden.

Al zouden er van de vele leden van het lichaam in een bepaalde plaats maar twee of drie gelovigen zijn die als niets meer en niets minder dan als leden van het lichaam willen samenkomen, dan vormen zij het ‘miniatuur’ lichaam. Zij willen niet een nieuwe groep zijn naast de andere groepen, maar nemen eenvoudig wat Paulus hier zegt als uitgangspunt voor hun samenkomen. Als alle christenen dit doen, is het met de verdeeldheid gauw gedaan.

1Ko 12:28. De gaven die genoemd worden, zijn gaven die God aan de hele gemeente heeft geschonken. Hebben de gelovigen die zo samenkomen nu alle gaven die in dit vers worden opgenoemd? Nee, zeker niet. Door de verdeeldheid zijn ook de gaven verstrooid. Toch geeft God zeker wat nodig is, ook al zijn het maar twee of drie gelovigen die datgene wat het lichaam van Christus is, werkelijk tot uitdrukking willen brengen. Ik zeg bewust ‘tot uitdrukking willen brengen’, om het misverstand te voorkomen dat alle andere gelovigen niet tot het lichaam van Christus zouden behoren. Ze horen erbij, maar het gaat erom dat ook tot uitdrukking te brengen.

1Ko 12:29-30. De vragen die Paulus over de gaven stelt, onderstrepen nog eens dat niet alle gaven in één persoon verenigd zijn of dat alle leden allemaal dezelfde gave hebben. In dit geval maken de vragen tegelijk het antwoord bekend. Natuurlijk zijn niet allen apostelen, zijn niet allen profeten, enzovoort. Ieder heeft zijn eigen gave, maar ieder wordt wel aangemoedigd te streven naar een optimaal gebruik van de gave. De gave bezitten is één ding, de gave ook daadwerkelijk uitoefenen en wel op de beste manier, is een andere zaak.

1Ko 12:31. Als jij jouw gave zo beziet en ermee wilt werken met inzet van al je krachten, zul je in het volgende hoofdstuk “een nog uitnemender weg” ontdekken. Dat is namelijk de weg van de liefde.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 12:24-31.

Verwerking: Hoe ervaar jij het lijden en de blijdschap van 1Ko 12:26?

Copyright information for DutKingComments