1 Corinthians 15:3-4

Het evangelie van de behoudenis

Het hoofdstuk dat je nu voor je hebt, is het langste van de brief. Net als in de vorige hoofdstukken gaat Paulus hier in op iets dat bij de Korinthiërs gecorrigeerd moet worden. Deze keer betreft het niet een verkeerde praktijk, maar een verkeerde leer. Niet dat praktijk en leer van elkaar te scheiden zijn. Je zult zien dat met een verkeerde leer bijna altijd een verkeerde praktijk samengaat. In positief opzicht is dat ook zo. Wanneer je je met de gezonde leer van de Bijbel bezighoudt, zal dat een gezond, evenwichtig christelijk leven tot gevolg hebben.

De verkeerde leer waarom het in dit geval gaat, heeft te maken met de opstanding van de doden. Er zijn mensen die verkondigen dat er geen opstanding van de doden is (1Ko 15:12). Wat de gevolgen van deze dwaling zijn, doet Paulus in dit hoofdstuk duidelijk uit de doeken. Zoals dat vaak het geval is, gebruikt hij ook hier de verkeerde leer die gepredikt wordt om je veel te vertellen over Christus. Hij laat zien welke gevolgen een bepaalde leugenachtige leer heeft voor de Persoon van Christus.

Daar kun je van leren. Wanneer je te maken krijgt met mensen die je iets willen laten geloven waarvan je niet weet of het in overeenstemming is met de Bijbel, kun je je het beste afvragen welke gevolgen die leer heeft voor de Persoon en het werk van de Heer Jezus.

Wat Paulus tevens doet, is laten zien wat de waarheid van God is, hoe je het werkelijk moet zien. Hij gebruikt de gelegenheid om de gelovigen verder te onderwijzen over het onderwerp dat door de vijand wordt aangevallen. Met betrekking tot de opstanding gaat hij zelfs een verborgenheid bekendmaken (1Ko 15:51-55). Zodoende wordt dit hoofdstuk een mooi en indrukwekkend hoofdstuk.

1Ko 15:1. Voordat Paulus in bijzonderheden over de opstanding gaat spreken, houdt hij de Korinthiërs in de eerste verzen op eenvoudige en indringende wijze nog eens het evangelie voor. Hij heeft het hun verkondigd, maar het is nodig het hun nog een keer bekend te maken. Het lijkt erop dat ze het vergeten zijn, misschien omdat ze onder de invloed zijn gekomen van dwaalleraren die hen op een dwaalweg hebben gebracht over het feit van de opstanding. Daarom laat hij direct aan het begin zien dat zij hun behoudenis op het spel zetten als zij deze dwaling geloven. Hij zegt het met opzet zó, om daardoor de ernst van de dwaling aan te geven en wat je riskeert als je die dwaling gaat volgen.

Het is een zekerheid dat gelovigen niet verloren kunnen gaan. De Heer Jezus geeft daarvoor de absolute garantie (Jh 10:28-29). Deze garantie ligt bij Hem, Hij garandeert het. Paulus heeft het hier echter niet over wat de Heer Jezus doet, maar over de verantwoordelijkheid van de gelovige. Dat moet je goed onderscheiden. Er zijn meerdere teksten die dat onderscheid maken.

Lees bijvoorbeeld eens Kolossenzen 1:22-23. Daar lees je wat God doet (Ko 1:22) en wat de gelovige moet doen (Ko 1:23). Zie je dat dit laatste vers begint met “als”? In zinnen die met dit woord ‘als’ beginnen, gaat het vaak over de verantwoordelijkheid van de gelovige. Een ander voorbeeld lees je in Hebreeën 3 (Hb 3:6).

1Ko 15:2. Het woord “als” tref je ook in dit vers aan. Het is niet bedoeld om je aan het twijfelen te brengen wat je behoudenis betreft. De bedoeling ervan is je aan te spreken op je belijdenis. Heb je je echt bekeerd en heb je het evangelie, de blijde boodschap van God, echt aangenomen? Sta je daarin, zonder te twijfelen? Weet je zeker dat je erdoor behouden zult worden, dat wil zeggen, dat je eenmaal de hemel zult binnengaan? Zo spreekt Paulus de Korinthiërs toe.

Hij heeft aan deze diep verloren zondaars het evangelie, de blijde boodschap van God, verkondigd. Hij heeft gezien dat ze die blijde boodschap hebben aangenomen. Hij weet dat ze erin staan, dat ze vastigheid hebben gekregen en niet meer heen en weer gedreven worden door hun begeerten. Hij weet dat ze daardoor veilig het einddoel zullen bereiken. Maar … zij moeten bewijzen dat het echt is doordat ze vasthouden aan wat ze van Paulus hebben gehoord.

Dat geldt ook voor jou en mij. Jij kunt maar op één manier tonen dat je belijdenis echt is, puur, en dat is door te laten zien dat je vasthoudt aan het Woord van God. Anders heb je “tevergeefs” geloofd. ‘Tevergeefs’ wil zeggen dat je geloof dan leeg, inhoudsloos, is.

1Ko 15:3. Om hen nog eens goed van de inhoud en de waarde van het evangelie te doordringen wijst hij in de eerste plaats op de manier waarop hij het hun heeft gebracht. Hij heeft hun niets anders verteld dan wat hijzelf direct van de Heer heeft ontvangen. Hij heeft het van niemand anders gehoord, zodat misverstand uitgesloten is. In de tweede plaats kunnen zij de inhoud van het evangelie controleren, want het is “naar de Schriften”. In de Schrift staat te lezen over het werk van Christus.

Paulus doet er alles aan om de juistheid van het evangelie dat zij hebben gehoord zeker te stellen. Ik ben maar wat blij dat hij het zo duidelijk zegt. Er is geen twijfel mogelijk over de inhoud van het evangelie. Het gaat om Christus en wat er met Hem is gebeurd. Doordat er twee keer “naar de Schriften” staat, kun je zeggen dat het evangelie op deze twee pijlers rust. Neem je er één van weg, dan houd je geen evangelie over.

De eerste pijler is “dat Christus voor onze zonden gestorven is”. De dood van Christus was nodig omdat wij gezondigd hebben. Om ons te kunnen verlossen van onze zonden moest Hij sterven in onze plaats, terwijl Hij onze zonden op Zich nam. God heeft onze zonden geoordeeld in Hem.

1Ko 15:4. Als dit het enige zou zijn, zouden wij nooit hebben geweten, of God ook echt tevreden was met wat Zijn Zoon heeft gedaan. Daarom was het nodig dat Hij de Heer Jezus opwekte uit de doden als het bewijs dat Zijn werk volkomen volbracht is en door Hem is aanvaard.

De tweede keer dat er “naar de Schriften” gezegd wordt, volgt op: “Dat Hij is begraven, en dat Hij op de derde dag is opgewekt.” De begrafenis én de opwekking worden in één adem genoemd. Daarin ligt een geweldige troost bij elke begrafenis van een gelovige. De begrafenis vindt plaats met het oog op de opstanding. Wie iemand heeft moeten begraven van wie hij veel heeft gehouden, mag weten dat er een weerzien is. Dat zal gebeuren bij de opstanding. Het zal dan allemaal veel mooier zijn dan op aarde. Hóe dat zal zijn, wordt vanaf 1Ko 15:42 duidelijk gemaakt.

Uit het hele hoofdstuk blijkt hoe belangrijk het geloof in de lichamelijke opstanding is. Ook het boek Handelingen getuigt daarvan. Wanneer er in Handelingen 1 een nieuwe apostel moet worden aangesteld in de plaats van Judas, de verrader van de Heer Jezus, moet de te kiezen apostel kunnen getuigen van “Zijn opstanding” (Hd 1:21-23), dat is de opstanding van Christus. In de toespraken van Petrus en ook in enkele toespraken van Paulus wordt de opstanding vermeld (Hd 2:31; Hd 3:15; Hd 4:2; 10; Hd 5:30; Hd 10:40; Hd 13:30; Hd 17:31). Geloof in de opstanding maakt een wezenlijk deel uit van het christelijk geloof. Wie niet in de opstanding gelooft, kan zich wel christen noemen, maar is geen kind van God.

Nu kan het gebeuren dat je mensen hoort spreken over de opstanding, maar dat ze daar iets totaal anders mee bedoelen dan wat je in dit hoofdstuk leert. Zij bedoelen daarmee een reïncarnatie, dat is een opnieuw verschijnen in deze wereld nadat men gestorven is, maar dan in een andere gedaante. Mensen die in deze leugen geloven, tref je helaas steeds meer aan. Je kunt hier maar één ding tegenoverstellen en dat is hun voorhouden wat Paulus hier over de opstanding zegt. Dat is de waarheid waardoor de leugen ontmaskerd wordt.

Lees nog eens 1 Korinthiërs 15:1-4.

Verwerking: Wat is het belang van de opstanding?

Copyright information for DutKingComments