1 Corinthians 9:18

Zoveel mogelijk voor Christus winnen

1Ko 9:15. Paulus heeft duidelijk en uitvoerig zijn recht op ondersteuning door de gelovigen aangetoond. Nu voelt hij een gevaar en dat is, dat de Korinthiërs zouden gaan denken dat hij dat allemaal geschreven heeft om geld van hen los te krijgen. En dat heeft hij zeker niet bedoeld! Hij heeft in het verleden niets van de Korinthiërs aangenomen en dat wil hij nog steeds niet.

Bij sommigen in Korinthe leeft de gedachte dat Paulus alleen predikt om er zelf beter van te worden. Om die gedachte de kop in te drukken zegt hij dat hij nog liever zou sterven dan die indruk te willen wekken. Hij wil graag roem hebben, niet voor zichzelf, maar voor het evangelie. Hij wil door niets belemmerd worden in zijn prediking van het evangelie (1Ko 9:12). Het evangelie moet in al zijn klaarheid en zonder enige beperking gebracht worden.

Geld kan een belemmerende rol spelen in de prediking van het Woord. Er is een gezegde dat luidt: ‘Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.’ Dit geeft aan dat je geneigd bent om mensen die je flink wat geld geven, naar de mond te praten. Je kunt er zelfs helemaal van afhankelijk worden. Het is een gevaar dat iedere prediker bedreigt die door mensen is gevraagd en door hen wordt betaald. Je kunt daarbij denken aan wat in 2 Timotheüs 4 staat: “Want er zal een tijd zijn dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar naar hun eigen begeerten voor zichzelf leraars zullen verzamelen, om zich het gehoor te laten strelen” (2Tm 4:3). Maar een dienaar van de Heer moet het Woord van de Heer spreken, zonder de gedachte aan wel of geen beloning van mensen.

1Ko 9:16. Als Paulus het evangelie verkondigt, is dat niet iets waar hij zich op kan beroemen, zo in de trant van: ‘Goed hè, dat ik dat doe.’ Hij is het verplicht aan de Heer, want Die heeft hem daartoe de opdracht gegeven. Hij heeft het over de noodzaak die hem is opgelegd, niet door mensen of een organisatie, maar door de Heer. Hij spreekt zelfs het “wee” over zichzelf uit als hij het evangelie niet zou verkondigen.

1Ko 9:17. De verkondiging van het evangelie is voor hem niet een soort vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk wordt in het algemeen door de omgeving positief gewaardeerd. Zo’n waardering zou ook zijn loon zijn als hij als vrijwilliger voor de Heer zou werken. Maar Paulus is niet op basis van vrijwilligheid een verkondiger van het evangelie. De Heer heeft hem daarvoor “een rentmeesterschap toevertrouwd”. Paulus is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid. Daarom wil hij het evangelie op geen enkele manier met geld of goederen verbinden.

1Ko 9:18. Zijn “loon” bestaat uit de zekerheid van de goedkeuring van zijn Meester dat hij op de goede manier bezig is. Dat ‘loon’ is voor hem voldoende. Hij hoeft van de Korinthiërs geen beloning. Hij wil het evangelie gratis verkondigen en van zijn recht op ondersteuning geen gebruikmaken. Op die manier blijft hij vrij van allen.

1Ko 9:19. Die vrijheid betreft alleen zijn werk. Wat zijn persoon betreft, wil hij de slaaf van allen zijn, om door het evangelie zoveel mogelijk mensen voor de Heer Jezus te winnen. Wat lijkt hij daarin veel op de Heer Jezus Zelf, Die ook alles heeft gedaan zonder enig recht op een vergoeding te laten gelden. Wie is er vrij als Hij? Hij heeft Zich door geen enkel mens laten zeggen wat Hij moest doen. Maar wie ook is er een slaaf als Hij? Hij is gekomen, niet om Zijn eigen wil te doen, maar de wil van Zijn Vader.

1Ko 9:20. Paulus heeft zich ook vrijwillig tot een slaaf van allen gemaakt. Hij wil graag ieder mens dienen met het evangelie. Waar hij zich kan aanpassen aan zijn toehoorders, doet hij dat ook. Predikt hij onder de Joden, dan gedraagt hij zich als een Jood. Dat wil zeggen dat hij bijvoorbeeld geen varkensvlees zal eten als hij met een Jood aan tafel zit. Hij wil de weg naar het hart van de Jood openhouden door zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de uiterlijke vormen die voor Joden belangrijk zijn. Hij houdt rekening met de geboden uit de wet als hij daarmee een Jood voor het evangelie kan winnen.

Dat betekent echt niet dat hij opnieuw de wet gaat prediken. Hij is persoonlijk vrij van de wet en hij laat zich ook niet weer onder het juk van de wet brengen. Hij past zich aan als de situatie zo is, dat deze tot bevordering van het evangelie dient.

Als hij het evangelie aan heidenen verkondigt, dat wil zeggen aan mensen aan wie God de wet niet heeft gegeven, gaat hij anders te werk. Dan daalt hij af tot hun niveau van denken. In Handelingen 17 lees je een toespraak van Paulus die aansluit bij het denken van de mensen van Athene (Hd 17:22-34).

Ook in andere opzichten is aanpassing mogelijk. Denk maar eens aan zendelingen die de binnenlanden van Afrika ingaan, of die naar andere landen met een heel andere cultuur reizen om het evangelie te prediken. De beste ingang voor het evangelie krijgen ze als ze op dezelfde manier gaan leven als de inheemse bevolking.

1Ko 9:21. Dat hij “zonder wet” is, betekent niet dat hij zich wetteloos gaat gedragen. In zijn benadering van de heidenen blijft hij aan Christus onderworpen. Hij zal zich nooit op een manier gaan gedragen waar zijn Opdrachtgever niet achter kan staan.

Enkele mooie voorbeelden van de manier waarop je mensen moet benaderen, vind je in Johannes 3 en Johannes 4. In Johannes 3 spreekt de Heer Jezus met een vooraanstaand geestelijk leider van Israël. In Johannes 4 spreekt Hij met een door en door zondige vrouw. Het is prachtig om te zien hoe de Heer met ieder spreekt, zoals dat voor ieder van hen passend is (Jh 3:1-12; Jh 4:7-26).

De les is duidelijk. Pas je zoveel mogelijk bij je gesprekspartner aan die je voor het evangelie wilt winnen, maar houd je doel goed in de gaten. Erken tegenover iemand die zichzelf onder de wet heeft geplaatst, zoals veel oprechte christenen doen, het goede dat er in de wet is. Daardoor blijft het gesprek mogelijk. Probeer te laten zien welke uitwerking de wet heeft: dood en oordeel (2Ko 3:7; 9), en wat Gods oplossing voor dit probleem is: Christus, Die de vloek van de wet heeft gedragen (Gl 3:13). Blijf je er tijdens het gesprek van bewust dat je vrij bent van de wet en laat je dan ook niet door de ander onder de wet praten.

In je gesprekken met mensen van de wereld, die niets godsdienstigs hebben en hun leven vergooien met het jagen naar geld, drank, drugs en seks, ga je anders te werk. Ga naast ze staan en zeg dat je hen begrijpt in hun zucht naar geluk. Wees als een vriend voor hen; de Heer Jezus wordt genoemd “een vriend van tollenaars en zondaars” (Mt 11:19). Je kunt hun vertellen van het geluk dat je gevonden hebt in de Heer Jezus. Blijf je er tijdens het gesprek van bewust dat je aan Christus wettelijk onderworpen bent. Laat je niet verleiden tot het sluiten van vriendschap met de wereld door mee te gaan in hun manier van leven (Jk 4:4).

Lees nog eens 1 Korinthiërs 9:15-21.

Verwerking: Heb jij ook het verlangen om mensen voor Christus te winnen?

Copyright information for DutKingComments