1 John 2:12-18

Vaders, jongelingen, baby’s

1Jh 2:12. In de vorige verzen heb je gezien dat er een radicale scheiding is tussen licht en duisternis, tussen liefde en haat, tussen jou als kind van God en de wereld. Johannes gaat nu over iets anders aan zijn “kinderen” schrijven. Hij maakt duidelijk dat niet alle kinderen van God geestelijk op hetzelfde niveau staan. Net als in het natuurlijke leven zijn er ook in het geestelijke leven diverse groeistadia:

1. Het geestelijke groeiproces begint met het stadium van ‘baby’.

2. Daarna volgt het stadium van ‘jongeling’.

3. De geestelijke volwassenheid wordt bereikt als iemand een ‘vader’ wordt.

Voordat Johannes op de verschillende groeistadia ingaat, zegt hij eerst wat die verschillende groepen gemeenschappelijk hebben. Dat is dat “de zonden … vergeven zijn ter wille van Zijn Naam”. Deze geweldige zegen is het deel van ieder kind van God. Hier schittert de zekerheid van de vergeving van de zonden. Mocht je er nog (een beetje) aan twijfelen of God jou je zonden wel heeft vergeven, dan moet je eens goed over dit vers nadenken. De zekerheid van de vergeving van je zonden ligt niet in jezelf, maar in God en in Christus en Zijn werk. De zonden zijn je vergeven “ter wille van Zijn Naam” (vgl. Ps 25:11; Js 43:25).

Er staat niet dat je zonden zijn ‘weggedaan’, maar “vergeven”. ‘Vergeven’ laat het hart van God zien. In de vergeving opent God Zijn armen en slaat die om je heen. God vergeeft niet tegen Zijn zin, maar doet dat graag (Ps 86:5). Hij ontvangt de verloren zoon en geeft hem alle heerlijkheid van Zijn huis. Hij geeft hem vooral Zijn armen en Zijn hart (Lk 15:20-24).

Ik hoorde eens een mooi verhaal over een man die eraan twijfelde of zijn zonden wel vergeven waren. Deze man was verteld dat hij erop mocht vertrouwen dat God al zijn zonden ‘achter Zijn rug had geworpen’ als hij God om vergeving had gevraagd, (Js 38:17). Dat kon hij echter maar moeilijk geloven. Het kon misschien wel waar zijn, zei hij, maar als God Zich omdraait, ziet Hij ze toch weer. Daarop werd tegen hem gezegd dat God ze ‘in de diepte van de zee had geworpen’ (Mi 7:19). Ja, antwoordde de man, maar God zal eenmaal de zee droogleggen en dan worden ze weer zichtbaar. Toen werd tegen hem gezegd dat God de zonden ‘niet meer gedenkt’ (Jr 31:31-34; Hb 8:12), wat inhoudt dat Hij er nooit meer op terugkomt. Vergeving ligt in de grootsheid van Gods Wezen, in Zijn Naam. Dat overtuigde de man. Hij wist nu zeker dat ook zijn zonden vergeven waren.

1Jh 2:13a. Na de vaststelling dat de zekerheid van de vergeving van de zonden het deel van alle kinderen van God is, gaat Johannes de drie groepen afzonderlijk toespreken. Hij begint met de “vaders”. Het is Gods bedoeling dat al Zijn kinderen – zowel broeders als zusters! – opgroeien tot ‘vaders’ in het geloof. Een ‘vader’ heeft de stadia van baby en jongeling achter zich. Een vader kent Hem “Die van [het] begin af is”, dat is Christus, de Zoon van God.

Je kunt zeggen dat dit toch ook zo is voor de baby en de jongeling. Dat is ook zo, maar door het zo voor te stellen maakt Johannes duidelijk dat een vader genoeg heeft aan Christus. Vaders zijn zij die dicht bij Christus en dicht bij de Schrift leven. Het kenmerk van een vader is dat hij is losgemaakt van de wereld om helemaal in de andere wereld te zijn, waar Hij is Die alles voor het hart van de Vader is. Het gaat hem om niets anders meer dan om gemeenschap te hebben met de Vader en de Zoon.

1Jh 2:13b. De “jongelingen” staan midden in de ontwikkeling van hun geestelijk leven. De jongeling is verwikkeld in een strijd tegen de boze. Hij mag echter weten dat hij de boze overwonnen heeft omdat hij het nieuwe leven heeft. Dat betekent niet dat de boze hem met rust laat. De boze wil hem maar wat graag verleiden om de wereld lief te hebben. Dat komt verderop, in 1Jh 2:15, nog uitgebreid aan de orde. Als jij een jongeling bent, sta je in de overwinning. Vanuit je positie als overwinnaar in Christus (Rm 8:37) kun je een leven van overwinning leiden.

1Jh 2:13c. De kleine “kinderen” in het geloof, de baby’s, worden niet in de eerste plaats door strijd gekenmerkt. Zij hebben vrede in hun hart omdat ze “de Vader” kennen. Ze rusten in Zijn trouw, liefde en zorg. Innerlijk hebben ze rust en voelen zich als een kind aan de borst van zijn moeder (Ps 131:2). Ze hoeven niet te groeien in de kennis van de Vader. Ze kennen Hem en hebben een persoonlijke verbinding met Hem.

Voordat we verdergaan nog even een algemene opmerking. Je hebt gezien dat Johannes aangeeft wat voor elke groep kenmerkend is. Dat betekent echter niet dat elk kenmerk uitsluitend voor de betreffende groep geldt. Ook een vader in Christus heeft nog wel eens strijd en hij weet ook wat het is om te rusten aan het hart van de Vader. Zo heeft de jongeling ook die momenten van rust en van een volkomen genoeg hebben aan de Heer Jezus. Voor de baby’s geldt hetzelfde. Zij hebben best wel eens strijd, terwijl ze ook wel eens ervaren dat er niets anders meer belangrijk is dan Christus.

1Jh 2:14a. Om de verschillende groepen in hun groei te bemoedigen spreekt Johannes hen nog een keer toe. Het geeft hun extra zekerheid tegenover de hardnekkige pogingen van dwaalleraren om hen te misleiden en weg te trekken van de zekerheid en volmaaktheid van het nieuwe leven dat ze bezitten.

Van de “vaders” heeft Johannes niets meer te zeggen dan hij al heeft gezegd. Zij hebben voldoende aan Christus. Er is niets wat dat nog zou kunnen aanvullen.

1Jh 2:14b. Voor de “jongelingen” ligt dat anders. Eerst wijst hij hen op wat ze zijn en gedaan hebben. Ze zijn “sterk”, ze bezitten kracht. Die kracht hebben ze niet in zichzelf, maar ze ontlenen die aan “het Woord van God” dat in hen “blijft”. De waarheid woont in hen omdat het nieuwe leven in hen is. Daardoor hebben ze ook de boze overwonnen.

Een mooi voorbeeld daarvan zie je bij de Heer Jezus als Hij verzocht wordt in de woestijn. Daar verslaat Hij de boze door gebruik te maken van het Woord van God (Mt 4:1-11). Daarom is het van het grootste belang dat je het Woord van God met de grootste aandacht leest en in je opneemt. Dan zal het zijn uitwerking krijgen in je leven en je in conflictsituaties de overwinning bezorgen. Doe je dat niet, dan zul je de nederlaag lijden.

1Jh 2:15. De meeste conflictstof voor de jongeling wordt geleverd in zijn confrontatie met “de wereld”. Tussen de wereld en de boze bestaat een nauwe verwantschap. De boze gebruikt de wereld om je te verstrikken. Nu moet je niet denken dat de wereld alleen maar bestaat uit duidelijk zondige dingen als pornografie, geweld en leugen. Zulke dingen worden door ieder oprecht kind van God met afschuw van de hand gewezen.

De wereld bestaat ook uit veel geraffineerdere vormen van zonde. Je kunt pornografie van de hand wijzen, maar in de wachtkamer van de dokter of de tandarts een blad nemen waarin dat voorkomt. Je doet dat met de vrome smoes dat je toch ook moet weten wat er in de wereld te koop is. Maar je zou zo’n blad absoluut niet in de hand nemen, als er een broeder of zuster bij was.

Bedenk goed dat de wereld wordt beheerst door de satan. Hij is de overste van de wereld (Jh 14:30; 2Ko 4:4). De wereld als invloedsfeer van de boze kan in een vriendelijke gedaante op je afkomen. Ze helpt je bijvoorbeeld om je op een zodanige manier uit te drukken, dat je bij een ander in de gunst komt, of gedaan krijgt wat jij graag wilt. Je manier van praten en ook van kleden, van tijdsbesteding en de doelstellingen die je nastreeft, kunnen allemaal aantonen hoezeer je de wereld liefhebt.

Het gaat om je kijk op het leven. De boze wil je ertoe verleiden ernaar te kijken op zijn manier. Zo is hij te werk gegaan bij Eva toen hij haar op de boom van de kennis van goed en kwaad wees. Ze keek ernaar en zag deze precies, zoals de satan haar voorstelde. Zodra je iets van liefde voor de wereld toelaat, sluit je jezelf af voor de liefde van de Vader.

1Jh 2:16. De wereld wordt gekenmerkt door alles wat erin is. Johannes vat alles wat in de wereld is samen in drie dingen: vlees – dat is niet het zondige vlees, maar je lichaam met zijn behoeften –, ogen en leven. Op zichzelf zijn ze niet zondig, maar door de zondeval zijn ze instrumenten van de zonde geworden. Het zijn de drie aspecten van je mens-zijn, aspecten die je persoonlijkheid uitmaken.

De volgorde waarin Johannes deze aspecten geeft, is dezelfde als bij Eva (Gn 3:6), maar tegengesteld aan de volgorde die God hanteert (1Th 5:23). Eva ziet dat de boom:

1. goed is om van te eten,

2. een lust is voor de ogen en

3. begerenswaardig is om daardoor verstandig te worden.

Sinds de zondeval is het lichaam een afgod geworden. De begeerte van het vlees is de boventoon gaan voeren. Daaraan gekoppeld is de begeerte van de ogen. Bijvoorbeeld de reclame richt zich op het oog. Het product, wat het ook mag zijn, maakt de begeerte ernaar wakker die sluimerend in je aanwezig is. Wat via het oog tot je komt, dringt vele malen dieper tot je door dan wat je hoort. Als je oog eenmaal geboeid is door het product als iets dat je echt nodig lijkt te hebben om gelukkig te zijn, zet je je zinnen erop. Je bent inmiddels helemaal opgeslokt door de wereld en totaal los van God. De hoogmoed heeft bezit van je genomen. Die hoogmoed blijkt uit je eigenzinnige en soms zelfs uitzinnige inspanningen om te krijgen wat je is voorgesteld.

1Jh 2:17. Het streven van de wereld is voorbijgaand, het houdt geen stand. Daartegenover staat het doen van “de wil van God”. Als je je daarop toelegt, ben je bezig met iets dat niet voorbijgaat, maar dat “blijft tot in eeuwigheid”. Zo bezig zijn bewijst dat je uit God geboren bent. Johannes zegt dan ook dat “wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid”. Is de keus moeilijk?

Lees nog eens 1 Johannes 2:12-17.

Verwerking: Waar liggen voor jou de gevaren om je af te sluiten voor de liefde van de Vader?

Kenmerken van het laatste uur

1Jh 2:18. Nadat Johannes de vaders en de jongelingen heeft aangesproken, richt hij zich tot de baby’s in het geloof. Hij wijst hen erop dat ze in het laatste uur leven. Dat geldt natuurlijk ook voor alle andere gelovigen, inclusief hemzelf. We weten allemaal dat we in het laatste uur leven. Toch worden vooral de baby’s in het geloof aangesproken omdat in het bijzonder zij een prooi vormen voor de gevaren die dit “laatste uur” kenmerken. Het laatste uur wordt namelijk gekenmerkt door de komst van “vele antichristen”.

Je komt ook uitdrukkingen tegen die lijken op de uitdrukking ‘het laatste uur’, zoals ‘latere tijden’ (1Tm 4:1) en ‘de laatste dagen’ (2Tm 3:1). In de ‘laatste dagen’ komen in de christenheid geesten naar voren die van ernstiger aard zijn dan de dingen van de ‘latere tijden’. De situatie die hier door Johannes wordt beschreven, is nog ernstiger, want hier gaat het om de antichrist. In hem zie je de verheffing van de mens die de plaats van Christus inneemt.

De betekenis van ‘antichrist’ is tweeledig. Het woord betekent zowel ‘tegen Christus’ als ‘in plaats van Christus’. Je vindt beide kenmerken in 2 Thessalonicenzen 2 terug (2Th 2:4). Daar spreekt Paulus over de antichrist als de mens van de zonde die zich zowel ‘tegen’ God verheft als ‘zichzelf’ vertoont dat hij God is, ofwel de plaats van God inneemt.

Dé antichrist is er nog niet, hij moet nog komen, maar hij heeft wel zijn voorlopers en wegbereiders. Dat zijn de antichristen en het zijn er vele. Zoals gezegd, is het gevaar van antichristen het grootst voor de kleine kinderen. Antichristen zijn personen die valse leringen brengen over de Vader en de Zoon. De antichristen kunnen bijvoorbeeld gevoelige dingen over de Heer Jezus zeggen, maar ze loochenen Hem als de Zoon van God. Valse leringen over Christus vinden gemakkelijker ingang bij pasbekeerden dan bij de vaders in Christus, de gerijpte gelovigen voor wie Christus alles is.

1Jh 2:19. In de dagen van Johannes zijn de antichristen uit het midden van de gelovigen weggegaan. Ook dat bracht de ‘kleine kinderen’ in verwarring. Ze hadden deze leraren eerst in hun midden gehad en hun dienst ontvangen. Nu waren ze er ineens niet meer. Johannes stelt hen gerust. Hun weggaan maakt openbaar dat geen enkele van deze dwaalleraren tot het gezelschap van de gelovigen behoorde. Het waren misleiders die zich helemaal niet om de kleine kinderen bekommerden, maar integendeel probeerden hen in te palmen. Ze hoorden niet bij de kinderen van God. Als dat wel het geval was geweest, zouden ze wel gebleven zijn. Johannes gebruikt deze eenvoudige redenering om duidelijk te maken dat het verkeerde mensen waren.

Je kunt je afvragen hoe dat zit in de tijd waarin wij leven. De antichristen gaan niet meer uit, maar nestelen zich steeds vaster in de christenheid. Ik denk dat je kunt zeggen dat de antichristen niet meer uitgaan vanwege de verwarring in de christenheid. De christenen zijn geen eenheid meer en trekken allang niet meer gemeenschappelijk op tegen dwaalleringen. Op het moment dat ik dit schrijf, is het zo dat een dominee van de PKN, een zekere Hendrikse, zelfs een Godloochenaar kan zijn – hij loochent het bestaan van God! – en toch gehandhaafd wordt in zijn positie van dominee. Toch verandert dat niets aan het feit dat zulke mensen naar het beginsel niet van ons zijn en niet in de christelijke gemeenschap van de familie van God thuishoren.

1Jh 2:20. Als jonge gelovige kom je met allerlei leringen in aanraking. Wat is waar en wat is niet waar? Wat moet je geloven en wat niet? Vaak wordt een dwaalleer ook nog door welbespraakte mensen en op aangename wijze gebracht. Toch hoor ik wel eens van juist jonge gelovigen: ‘Ik weet niet wat het is, maar het ‘voelt’ niet goed.’ Dat is het werk van de Heilige Geest. Als jonge gelovige kun je wel een bijzonder doelwit van de boze zijn om je in je geloof te misleiden, maar je hebt door je bekering tot God en je geloof in de Heer Jezus “de zalving vanwege de Heilige” waardoor je alles weet.

Met ‘de zalving vanwege de Heilige’ wordt bedoeld dat je de Heilige Geest – Hij is ‘de zalving’ – hebt ontvangen. Die is je door de Heer Jezus – Hij is ‘de Heilige’ – gegeven, toen je tot geloof in Hem kwam (Ef 1:13; Jh 14:26). Het woord ‘zalving’ houdt in dat je bekwaam gemaakt bent om te onderscheiden of iets van God komt of van Zijn tegenstander.

De Heer Jezus wordt hier ‘de Heilige’ genoemd. Dat benadrukt de tegenstelling met de onheilige leringen die onvermijdelijk ook tot onheilige praktijken voeren. De Heer Jezus heeft je in de Heilige Geest een hulpbron gegeven om de leugen te onderkennen. Leugen is alles wat ingaat tegen Gods Woord, dat de waarheid is. Wat met het Woord van God in strijd is, kun je zo verwerpen. De Heilige Geest gebruikt alleen het Woord van God om jou onderwijs te geven over de Vader en de Zoon. Alle praatjes van mensen die uit andere bronnen putten en je wijs willen maken dat ze je dieper inzicht kunnen geven in Christus, kun je in het licht van de Bijbel als leugens van de hand wijzen.

1Jh 2:21. Johannes schrijft dit niet omdat je een onkundige van de waarheid bent. Hij bevestigt dat je de waarheid weet. Je weet ook dat geen leugen uit de waarheid is. Vermenging van leugen en waarheid is niet mogelijk. Langs die weg willen de misleiders wel invloed op je uitoefenen. Ze komen nooit met alleen leugen, maar ze verpakken de leugen in waarheden. Iemand die veel ware dingen zegt en ook een klein beetje leugen, is niet uit de waarheid. Zijn bron is de leugen en wat hij zegt, komt van de duivel, de vader van de leugen (Jh 8:44b). Alle goede dingen worden door de duivel gebruikt om de leugen te verdoezelen en ingang te laten krijgen bij de kinderen van God.

De waarheid is wat je in de Schriften hebt. Alles daarbuiten is leugen. Bedenk hierbij wel dat gelovigen kunnen verschillen in inzicht in de waarheid. Maar dat is een heel andere zaak dan waarover het hier gaat. Hier gaat het om het contrast tussen leugen en waarheid. Iemand die over een bepaalde waarheid anders denkt dan jij, mag je niet van leugen beschuldigen en de ander mag dat ook niet bij jou doen.

1Jh 2:22. “De leugenaar”, dat is hij die zich van de leugen bedient, kun je herkennen aan een tweeledige loochening. Het is iemand

1. “die loochent dat Jezus de Christus is” en

2. “die de Vader en de Zoon loochent”.

Dé leugenaar is de antichrist, het topinstrument van de satan in wie zijn leugenachtigheid ten volle tot uiting komt. De speerpunt van zijn loochening is de Heer Jezus.

Eerst lees je dat hij loochent ‘dat Jezus de Christus is’. Dit betekent dat hij ontkent dat de Mens Jezus dezelfde is als de Christus van God. ‘Christus’ betekent hetzelfde als ‘Messias’. Als Christus of Messias staat Zijn verbinding met het Joodse volk op de voorgrond.

Vervolgens lees je dat hij ‘de Vader en de Zoon loochent’. Dit betekent dat hij ontkent dat er in de Godheid een verhouding van volkomen eenheid is tussen de Vader en de Zoon. Deze verhouding vormt het wezen van het christelijk geloof. Jezus de Christus is de Zoon van de Vader.

1Jh 2:23. De Vader en de Zoon zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ieder die de Zoon loochent, heeft daarom ook de Vader niet. Als je de Zoon belijdt, is Zijn Vader ook jouw Vader. De Zoon openbaart de Vader. Er is geen openbaring van de Vader los van de Zoon. Je kunt de Vader alleen kennen door de Zoon (Jh 8:19; Jh 14:7), je kunt de Vader alleen zien door de Zoon (Jh 14:9), je kunt de Vader alleen eren als je de Zoon eert (Jh 5:23). Je ziet dat het gaat om de Zoon. Het vele spreken over ‘God’ in de christenheid is misleidend omdat het vaak gebeurt zonder enige gedachte aan de Zoon.

Over ‘God’ spreken overbrugt ook de afstand die er is tussen het christendom en het Jodendom en de islam. Het orthodoxe Jodendom en de islam loochenen de kernwaarheid van het christendom en zijn in de volste zin antichristelijk. De toenadering tussen de godsdiensten verandert het Jodendom en de islam niet, maar holt het christendom uit door de kern eruit weg te nemen. De grote vraag om de waarheid van een bewering te testen blijft: “Wat denkt u van de Christus?” (Mt 22:42).

1Jh 2:24. Johannes heeft de leugenaar voorgesteld in zijn werkzaamheid. Voor die leugenaar moet jij als jonge gelovige, als een klein kind in Christus, oppassen. Je moet je niet in de war laten brengen door de leugenachtige manier waarop hij de waarheid voorspiegelt. De eenvoudige bescherming daarvoor is, dat je in je laat blijven wat je van het begin af hebt gehoord. Als je dat doet, zul je ook in de Zoon en in de Vader blijven.

Je wordt terugverwezen naar het begin. Wat heb je toen over de waarheid gehoord? Toen heb je gehoord over Hem Die van het begin af is, het Woord van het leven, het eeuwige leven dat bij de Vader was en geopenbaard is (1Jh 1:1-2). Toen je aannam wat je over Hem hoorde uit Gods Woord, heb je Hem als je leven ontvangen. Hij is nu in je, Hij verblijft in je. Omdat dit zo is, verblijf je in de Zoon en in de Vader. Dat houdt in dat je leeft in gemeenschap met de Zoon en de Vader. Wees je dat bewust en laat het genot ervan je niet ontroven door dwaalleraren die je willen vertellen dat het allemaal nog mooier kan.

Lees nog eens 1 Johannes 2:18-24.

Verwerking: Waar waarschuwt Johannes je voor en waarmee bemoedigt hij je?

Copyright information for DutKingComments