1 John 3:23

Vrijmoedigheid tegenover God

1Jh 3:19. In de vorige verzen heb je gelezen over de bewijzen van broederliefde. Johannes merkt nu op dat je bevestigt dat je uit de waarheid bent als je niet alleen over broederliefde spreekt, maar die ook laat zien. ‘Uit de waarheid zijn’ wil zeggen dat je uit God geboren bent. Je zult misschien bij jezelf opmerken dat de bewijzen zwak zijn en dat je praktijk van geven beter kan, maar het gaat erom dat het aanwezig is. Zoals je weet, gaat het Johannes om het nieuwe leven. Als dat aanwezig is, werkt het op die manier. Hij heeft het niet over de mate waarin het zichtbaar wordt, maar over het feit dat het zichtbaar wordt.

Als het zichtbaar wordt in je leven, mag jij je hart of je geweten voor Gods aangezicht de verzekering geven dat alles in orde is. Dit is geen excuus voor eventueel falen, maar de geruststelling voor een angstig gemoed dat door falen aan zichzelf gaat twijfelen.

1Jh 3:20. Als je over broederliefde spreekt, zul je wel, net als ik, direct aan je geweten merken dat je daarin toch wel behoorlijk tekortschiet. Het kan zelfs zijn dat je jezelf in een bepaald geval erop betrapt dat je doet alsof, terwijl je de echte broederliefde op dat moment niet voelt. Als dat zo is, als je hart je daarin veroordeelt, mag je gelijk ook eraan denken dat God groter is dan je hart en alles weet. Al die keren dat je geen broederliefde hebt laten zien, kan je tot de vraag brengen of je wel een gelovige bent. Het is immers een kenmerk van het nieuwe leven dat je de broeders liefhebt? Maar je mag je hart verzekeren dat alles in orde is en dat God groter is en alles weet.

Hij kent jou helemaal. Hij weet wat er in je is. Je mag, met Petrus, zeggen: ‘U weet alle dingen, U weet dat ik U liefheb, hoezeer ik soms ook faal het te laten zien’ (Jh 21:17). Je mag je aan Zijn beoordeling toevertrouwen en die beoordeling is heel wat beter dan die van mensen en ook dan die van jezelf (1Ko 4:3-4).

1Jh 3:21. Als je hart daarin rust heeft gevonden en het je niet veroordeelt, heeft dat een geweldige uitwerking op je omgang met God. Eerder voelde je een zekere schroom om tot God te gaan omdat je te veel naar jezelf en je praktijk keek. Enerzijds is het gevaarlijk om steeds naar jezelf te kijken. Dan zul je blijven leven tussen hoop en vrees, want je praktijk zal altijd gebreken blijven vertonen. Daarom is het zo belangrijk te luisteren naar de boodschap van Johannes, wat hij over het nieuwe, eeuwige leven zegt.

Anderzijds is het ook gevaarlijk om nooit naar jezelf te kijken. Het is niet zo dat je, als je eenmaal het eeuwige leven hebt, er maar op los kunt leven. Dat zul je trouwens ook niet willen. Je zult je bewust zijn van het feit dat de zonde nog in je is en dat je nog zondigt. Dat heeft Johannes ook gezegd in het begin van deze brief (1Jh 1:8; 10).

Het gaat erom dat je een nieuw uitgangspunt voor je leven hebt gekregen. Dat uitgangspunt is niet je praktijk, maar je nieuwe leven. Als je weet dat God je daarin ziet, en als je, voor zover je je dat bewust bent, geen dingen doet die niet goed zijn en ook geen dingen hebt die je nog moet belijden, mag je je verheugen in een vrijmoedige omgang met God.

“Vrijmoedigheid” is een indrukwekkend woord. Het is een enorm voorrecht vrijmoedigheid te hebben tegenover God. Je hebt toegang tot God gekregen (Ef 2:18) en bent nu thuis bij Hem. Je voelt je op je gemak bij Hem en mag Hem zeggen wat je op je hart hebt. Het hangt samen met je relatie tot Hem als kind. In je verhouding tot Hem is alles vrede (Rm 5:1). Je mag alles wat je begeert aan Hem bekendmaken (Fp 4:6). Er is bij Hem nooit een gedachte dat je te veel voor Hem bent of dat je Hem verveelt met je vragen. Het is een vrijmoedigheid die volkomen is omdat Hij volkomen is.

Dit past ook precies bij het thema van de geschriften van Johannes waarin het gaat om gemeenschap met de Vader en de Zoon. Hier spreekt hij over de ongestoorde verhouding van liefde die er is tussen de kinderen van God en de Vader. Hij beschrijft de familieatmosfeer.

1Jh 3:22. In die sfeer, waarin kinderen zich thuis voelen, waarin ze zich aanvaard weten, bidden zij de Vader om dingen die ze nodig hebben. Van de dingen die zij vragen, weten ze dat de Vader hun die graag geeft, want ze kennen de verlangens van de Vader. Bovendien geeft de Vader hun die graag omdat de kinderen zich gedragen zoals Hij, de Vader, dat wenst.

Als Hij naar hen kijkt en ziet dat ze “Zijn geboden bewaren” en daardoor “doen wat voor Hem welbehaaglijk is”, verheugen zij Zijn hart. Hij geniet van hen. De kinderen hebben de vrijheid om alles te zeggen wat er op hun hart is en de Vader heeft de vrijheid alles te geven wat er voor Zijn kinderen in Zijn hart is. Deze situatie is er een van harmonie, van welbevinden.

Als je dit zo hebt gelezen, kan ik me voorstellen dat je denkt: ‘Dit soort bidden ken ik niet. Alleen vragen wat de Vader mij graag geeft? Weten dat ik krijg waar ik om heb gevraagd omdat ik Zijn geboden bewaar en doe wat voor Hem welbehaaglijk is? Dat is voor mij onmogelijk.’ Het is in dit verband goed om te zeggen dat er verschillende vormen van bidden zijn.

Je leest over een bidden waarvoor we niet eens de goede woorden weten te vinden. Dat zijn de “onuitsprekelijke verzuchtingen” (Rm 8:26), waarbij de Heilige Geest de gevoelens verwoordt die wij niet kunnen verwoorden. De rust die deze vorm van bidden geeft, is dat je weet dat God alle dingen doet meewerken ten goede voor hen die Hem liefhebben (Rm 8:26-28).

De tweede vorm is het bekendmaken aan God van al je verlangens. Je weet niet of je om de goede dingen bidt, maar je mag het wel allemaal vertellen. De rust die deze vorm van bidden geeft, is de vrede van God die je hart en gedachten vult met het besef dat Hij weet wat goed voor je is (Fp 4:6-7).

De derde vorm heb je hier. Deze vorm gaat uit van de rust die je in en van God hebt, terwijl er ook een voorwaarde aan verbonden is. Het is echter geen voorwaarde waarbij je iets moet doen, maar een voorwaarde waaraan je al voldoet. Dat zie je aan het woord “omdat”. Er staat niet dat je van Hem ontvangt als je Zijn geboden bewaart, maar omdat je Zijn geboden bewaart, waardoor je doet wat voor Hem welbehaaglijk is.

1Jh 3:23. Over welke geboden gaat het hier? Over Zijn gebod om te “geloven in de Naam van Zijn Zoon Jezus Christus”, waaraan direct wordt gekoppeld dat we “elkaar” moeten “liefhebben”. Dit betekent dat het gaat om ‘geloof’ en ‘broederliefde’. Je hebt al geconstateerd dat die bij jou aanwezig zijn. Kijk, dan wordt het al iets begrijpelijker.

Om het volle profijt van het bidden te hebben is het belangrijk dat jij je bij God thuis voelt en dat je in gemeenschap met Hem leeft. Je leert Hem en Zijn wil alleen kennen door in gemeenschap met Hem Zijn Woord te onderzoeken. Dat zal je geloofsvertrouwen versterken en je bekendmaken met Zijn verlangens. Daar zul je dan ook in kinderlijk vertrouwen om gaan vragen. Hij schenkt jou wat Hij wil geven, maar Hij geeft het graag als antwoord op je gebed.

Het gaat erom, niet of, maar dat je Zijn geboden bewaart. Als je leest wat die geboden zijn, blijkt het om één gebod te gaan dat uit twee aspecten bestaat. Het eerste aspect van het gebod is geloven “in de Naam van Zijn Zoon Jezus Christus”. Je kunt dit het verticale aspect van het gebod noemen. Geloven heeft te maken met gehoor geven aan, luisteren naar, Hem op Wie je geloof zich richt. Direct daaraan verbonden is het “elkaar liefhebben”. Je kunt dit tweede aspect het horizontale aspect van het gebod noemen. Liefhebben kun je niet losmaken van geloof in Gods Zoon.

De kern van het christendom is de liefde, maar dan wel Gods liefde. Het is niet zo, dat alles wat mensen liefde noemen uit God is en dat overal waar die liefde is, God is en dat we daar te maken zouden hebben met christenen. ‘Liefde is God’ is een misleidende, afschuwelijke uitspraak. Nee, mensen kunnen elkaar alleen waarachtig liefhebben met de liefde van God als ze geloven in de Zoon van God. Het gebod om elkaar lief te hebben heeft Hij ons gegeven. Het is niet aan je opgelegd om daardoor te bewijzen dat je je aan de wet houdt en het leven wilt verdienen, maar om te bewijzen dat je het eeuwige leven hebt.

1Jh 3:24. Het bewaren van Zijn geboden laat zien dat jij in Hem verblijft en Hij in jou. Bewaren is niet alleen maar kennen, ervan weten of kunnen opnoemen. Het is zelfs niet het gewoon doen wat er wordt gezegd. Bewaren wil zeggen dat je erover nadenkt omdat het je vreugde is erover na te denken. God wil graag dat je Zijn geboden doet met een hart dat ernaar verlangt Zijn wil te doen. Zo was het bij de Heer Jezus tijdens Zijn leven op aarde (Ps 119:47; 35). Zo is het ook voor het nieuwe leven dat je hebt, want dat is Hij. Het geldt ook wel voor de wet van de tien geboden, maar die wet gaat op in het veel meer omvattende en diepgaandere gebod van de wil van de Vader.

Als extra zekerheid dat Hij in jou blijft, wijst Johannes erop dat God jou ook Zijn Geest heeft gegeven. Je weet toch dat je Die hebt ontvangen (Ef 1:13)? Wel, dat onderstreept dat je nieuw leven hebt. De Geest Die in jou is, overtuigt je ervan dat de Heer Jezus als het eeuwige leven in jou is. Is dat niet een geweldige bevestiging door God?

Lees nog eens 1 Johannes 3:19-24.

Verwerking: Hoe is het met jouw vrijmoedigheid tegenover God? Wat vraag je Hem?

Copyright information for DutKingComments