1 Kings 12:1

Inleiding

In dit hoofdstuk zijn we gekomen op een belangrijk punt in de geschiedenis van Israël: de treurige scheiding van het rijk in twee rijken. Deze scheuring heeft twee aanleidingen. De eerste is de zonde van Salomo. Daarover bericht het vorige hoofdstuk. De tweede is de dwaasheid van de zoon van Salomo, Rehabeam. Daarover lezen we in dit hoofdstuk.

De geschiedenis van de beide rijken die door de scheuring zijn ontstaan, verloopt globaal in drie perioden:

1. In de eerste periode, dat is voor Israël de tijd van Jerobeam tot Omri en voor Juda van Rehabeam tot Asa (1 Koningen 12-16), staan de beide rijken vijandig tegenover elkaar.

2. Deze vijandschap houdt op in de tweede periode, voor Israël is dat onder Achab en zijn zonen Ahazia en Joram en voor Juda onder Josafat, Joram en Ahazia. In die periode verzwageren beide koningshuizen zich met elkaar. Ook verbinden ze zich in een gemeenschappelijke strijd tegen buitenlandse vijanden. Dit samengaan eindigt wanneer Jehu de beide koningen van de rijken, Joram van Israël en Ahazia van Juda, tegelijk doodt (1 Koningen 17:1 tot 2 Koningen 10:27).

3. Op deze tijd van vereniging volgt een derde periode die voor Israël begint met Jehu en voor Juda met Joas, waarin weer vervreemding en strijd tussen de beide rijken komt, tot ten slotte het rijk Israël door de Assyriërs wordt weggevoerd.

Na de deling van het rijk blijft het noordelijke rijk ‘Israël’ heten. De geschiedenis van dat rijk, dat van de tien stammen, is een beeld van de geschiedenis van de christenheid, ofwel het koninkrijk der hemelen. We zien in die geschiedenis de geschiedenis van het volk van God in de nieuwtestamentische tijd en wel vanuit het gezichtspunt van de verantwoordelijkheid van de mens.

De geschiedenis van Israël laat zien wat er van dat rijk is geworden, zoals we ook weten hoe het met de christenheid zal gaan. De geschiedenis van de christenheid vinden we in Openbaring 2-3. Tussen die geschiedenis en die van het tienstammenrijk van Israël is een duidelijke parallel (zie de toelichting bij 1 Koningen 11:1-8).

De grote massa, zowel van het tienstammenrijk als van de christenheid, valt steeds verder van God af. Daartegenover staat voor Israël het tweestammenrijk Juda, waar koningen regeren uit het geslacht van David. Tegenover de afvallige massa in de christenheid staat een overblijfsel dat de Heer trouw blijft. Zowel Juda als het trouwe overblijfsel in de christenheid is zwak, maar God verbindt Zich met hen. Te midden van hen doet Hij Zijn Naam wonen.

Rehabeam gaat naar Sichem

Salomo, de wijste man op aarde, is gestorven. Hij laat al zijn rijkdom na aan een dwaze zoon. Rehabeam is een man zonder eigen overtuiging. Hij laat zich door anderen sturen. Dit blijkt al direct aan het begin. Rehabeam gaat naar Sichem om zich daar tot koning te laten maken. Sichem is een soort compromisplaats, een plaats weliswaar in Efraïm, maar toch ook tussen de rijken in. Het is de plaats van de oude volksvergadering (Jz 24:1), waar in de tijd van de richters Abimelech, de zoon van Gideon, zich tot koning heeft opgeworpen (Ri 9:1).

Rehabeam gaat daarheen omdat het volk daarheen is gegaan. Hij laat zich leiden door de wil van het volk in plaats van door de wil van God, Die Jeruzalem als de plaats van Zijn troon heeft aangewezen. Door daarheen te gaan wil hij de eenheid van het volk te bewaren.

Copyright information for DutKingComments