1 Kings 12:32-33

Een zelfbedachte godsdienst

Jerobeam heeft ook zijn verantwoordelijkheid. God heeft tegen hem gezegd hoe hij zich van Zijn zegen kan verzekeren (1Kn 11:38). Hij houdt echter geen rekening met God. Hij vestigt zich in Sichem. Daar heeft Rehabeam zich koning laten maken en dat lijkt hem ook wel een goede residentie. Om zich tegen vijanden uit het noordoosten en oosten te beschermen versterkt hij Sichem en Penuel.

Ook wil hij zijn macht zeker stellen. Daarvoor overlegt hij bij zichzelf, “in zijn hart”, en gaat niet te rade bij God. Hij beoordeelt alles naar zijn eigen inzicht. Er is bij hem geen enkele gedachte aan God, om Hem te vragen wat hij moet doen. Het lijkt erop dat hij de kracht van godsdienst kent. De sterkste band die mensen bij elkaar houdt, is godsdienst. In Daniël 3 hebben we daarvan een duidelijk voorbeeld (Dn 3:1-7). Welke godsdienst het is, maakt de duivel niet uit. Als het maar niet de echte dienst aan God is.

Jerobeam weet dat het met zijn koningschap snel voorbij zal zijn als hij op dit terrein niet snel iets doet. Daarom besluit hij, om zijn rijk te beschermen tegen innerlijke verzwakking en zelfs verlies van zijn heerschappij erover, een nieuwe vorm van godsdienst in te voeren. Hij redeneert: als Jeruzalem het godsdienstige middelpunt blijft voor het rijk waarover hij koning is geworden, zal het volk weer “naar hun heer, naar Rehabeam, de koning van Juda” terugkeren en zal hij worden gedood.

In zijn overleg komt Jerobeam ertoe voor het tienstammenrijk een paar speciale plaatsen aan te wijzen waar ze God kunnen dienen. Hij wijst er één aan in het zuiden van zijn rijk, Bethel, en één in het noorden van zijn rijk, Dan. Bethel betekent ‘huis van God’. Deze naam is er door Jakob aan gegeven, nadat de HEERE hem daar is verschenen (Gn 35:7). Zou de HEERE, zo kan Jerobeam hebben gedacht en aan anderen hebben uitgelegd, Zich op deze heilige plaats niet evengoed kunnen openbaren aan de nakomelingen van Jakob als destijds aan hun stamvader?

De plaats is ook slim gekozen. Daar is al een beeldendienst. Bedenk daarbij dat het volk dat daar in de buurt woont, dan niet steeds weer die lange reis naar Jeruzalem zal hoeven te maken. Het gemak dient de mens. Het is immers mogelijk om God veel dichter bij huis te dienen. Het is een knap bedacht plan om te voorkomen dat het volk naar Jeruzalem trekt voor de jaarlijkse feesten met het gevaar dat ze er zullen blijven hangen.

Om het geheel nog aantrekkelijker te maken maakt hij, terwijl hij daarmee ingaat tegen wat God gezegd heeft (Ex 20:4), twee gouden kalveren naar Egyptisch model, voor elke plaats één. Het is immers veel gemakkelijker een god te dienen die je kunt zien. Van deze goden zegt hij dat dit de goden zijn die Israël uit Egypte hebben verlost (vgl. Ex 32:4). Dat worden de nieuwe voorwerpen van aanbidding (vgl. Hs 8:5-6; Hs 13:2). Verder maakt hij nieuwe tempels en stelt nieuwe priesters aan, die niet uit de Levieten komen. Om zijn eigen, zelfbedachte godsdienst compleet te maken voert hij ook een nieuw feest in, op een andere tijd en op een andere plaats dan God heeft voorgeschreven (1Kn 12:32; Lv 23:34; 39; 41; Dt 12:5).

Alles wat hij maakt, is een imitatie van wat God Zijn volk heeft voorgeschreven hoe Hij gediend wil worden. Jerobeam maakt alles na, waardoor het erop lijkt dat het Gods goedkeuring heeft. Het is echter verderfelijk, want het is een eigenwillige godsdienst. Elke vervanging van wat God heeft gezegd door menselijke invulling, is een belediging van God. De mens weet het beter. Dat het volk deze surrogaatgodsdienst zonder meer accepteert, bewijst wel hoe ver ook het hart van het volk verwijderd is van God.

Zo is het gegaan in de christenheid en zo gaat het nog steeds. Met steeds weer nieuwe redeneringen is er steeds meer in de christenheid binnengeslopen of binnengehaald wat God tart. We zien dit vooral in het rooms-katholicisme. Er is een godsdienst gemaakt die gemakkelijk ligt en tastbaar is. Daarvoor zijn heidense afgoden met een christelijk sausje overgoten. Nog gemener is het binnenhalen van de oudtestamentische rituelen, waarbij men zich erop beroept dat dit toch door God Zelf is ingesteld.

Godsdienst moet gemakkelijk zijn en ook nog eens plezierig om te doen. Daarvoor hoef je Gods Woord niet te raadplegen. Over priesterdienst moet je ook niet te moeilijk doen. Ieder die het eerlijk meent, kan priester zijn en offers brengen. Dat hoeft zeker niet op de plaats die God heeft uitverkoren. Dat kan op een plek waar je je lekker voelt. De manier waarop je dan die offers brengt, komt er ook niet zo op aan. Laat je maar leiden door je gevoel, dat heb je immers ook van God gekregen. Ten slotte hoef je je ook niet druk te maken over wanneer je het doet. De zelfbedachte christelijke feestdagen zijn een bij uitstek geschikte gelegenheid om aan je godsdienstige gevoelens uiting te geven en je godsdienstige gevoel te strelen.

Zodra wij de dienst van de ware God verlaten, vervallen we tot afgoderij, welke vorm die ook mag aannemen. God maakt duidelijk hoe en waar Hij gediend wil worden. Elke afwijking daarvan om die dienst aangenamer te maken komt voort uit het rijk van de duisternis en is afgoderij. Een dergelijke dienst voert van God af. Dit is vandaag toe te passen op kerkelijke systemen waar de dienst aan God op een eigenwillige manier wordt ingevuld. Deze systemen zullen ten slotte uitmonden in de rooms-katholieke kerk, die in de eindtijd een schuilplaats van demonen zal zijn (Op 18:2).

Het is ook toe te passen op gemeenten waar charismatische invloeden en mystieke beleving ingang hebben gekregen, hoe orthodox sommige gemeenten zich ook presenteren. Moderne vormen van godsdienstoefening zijn bijvoorbeeld het Jezusgebed, soaking en het contemplatief gebed. Het zijn technieken die rechtstreeks uit heidense godsdiensten komen en veel weg hebben van mediteren, met als doel de ontmoeting met God.

Wanneer het volk al spoedig na de uittocht uit Egypte een gouden kalf aanbidt, komt Gods oordeel erover. Nu Jerobeam twee gouden kalveren in het volk van God introduceert, komt er geen oordeel, maar laat God het kwaad tot volle ontwikkeling komen om aan het einde het oordeel daarover te voltrekken. Zo is het ook gegaan met de gemeente. In het begin wordt het kwaad met de dood bestraft (Hd 5:3-10), maar nu laat God de vele vormen van kwaad die in de gemeente worden ingevoerd tot volle ontwikkeling komen, om aan het einde het oordeel daarover te voltrekken.

In zijn vermetelheid beklimt Jerobeam het altaar. Hij doet dat ter gelegenheid van de nabootsing van het Loofhuttenfeest op de dag die hij daar zelf voor heeft bepaald. Hij gaat zijn volk voor in de afgoderij en wil tegelijk laten zien hoe het moet. Na zijn surrogaattempels en zijn surrogaatpriesters en zijn surrogaatfeest beklimt hijzelf als een surrogaatpriester-koning het altaar, dat ook een surrogaataltaar is. In de loop van de tijd zijn er meer altaren aan toegevoegd (Hs 8:11). Het is een door en door menselijke godsdienst, die opgekomen is in het hart en in de zin van Jerobeam. Het is echter een godsdienst die God niet in de zin is gekomen (Jr 7:31; Jr 19:5; Jr 32:35) en voor Hem volkomen verwerpelijk is.

Copyright information for DutKingComments