1 Kings 19:19

De roeping van Elisa

Van de drie opdrachten die God heeft gegeven, heeft Elia persoonlijk alleen het aanwijzen van Elisa als zijn opvolger uitgevoerd. Daar gaat hij als eerste heen, en niet naar Hazaël en Jehu die toch eerder door de HEERE zijn genoemd. Het verhaal gaat onmiddellijk verder met de roeping van Elisa, het derde en laatste onderdeel van het Goddelijke bevel.

Het is niet zo, dat dit het einde betekent van Elia's eigen dienstwerk. Wij lezen weer over hem in 1 Koningen 21, waar hij Achab het oordeel aanzegt in de wijngaard van Naboth (1Kn 21:17-22), en ook in 2 Koningen 1, waar hij Ahazia's dood voorzegt (2Kn 1:3-4). Voor Elisa zijn deze jaren, waarin hij in de nabijheid van de profeet leeft en hem dient, ongetwijfeld een goede voorbereidingstijd geweest voor zijn eigen taak.

De zalving van Elisa gebeurt op een symbolische manier. De symbolische handeling die Elia verricht bij de roeping van zijn opvolger, is dat hij hem zijn mantel toewerpt (1Kn 19:19). Het gebaar is veelzeggend genoeg. Hij zegt hiermee tegen Elisa dat hij hem moet opvolgen. Hij overreedt Elisa niet om hem te volgen, dat laat hij aan de HEERE over. Elisa moet zelf de conclusie trekken.

Elisa ontvangt de profetenmantel uit Elia’s hand en zal zich in de toekomst hierin mogen hullen (2Kn 2:12-13). Deze mantel speelt later trouwens nog een interessante rol, en wel wanneer Elia in de hemel wordt opgenomen. Het water van de Jordaan verdeelt zich naar beide zijden zodra Elia en later Elisa met de mantel op het water slaan (2Kn 2:8; 14). De Jordaan, die eindigt in de Dode Zee, kunnen wij betitelen als de doodsrivier. De macht van de dood moet wijken voor de macht van God die verder reikt dan de grenzen van de dood.

Terwijl Elia, dat betekent ‘mijn God is Jahweh’, wel omschreven wordt als de profeet van het oordeel, is Elisa, dat betekent ‘mijn God is redding’, bij uitstek de profeet van de genade. Telkens zien wij hem helend en reddend bezig. Waar hij op het toneel verschijnt, daagt er leven en hoop.

Elisa krijgt deel aan de geest van Elia als hij hem naar de hemel ziet gaan. Zo hebben wij deel gekregen aan de Geest van Christus na Diens verheerlijking in de hemel. In de kracht van die Geest kunnen wij onze roeping en taak vervullen. Als Elisa wordt geroepen om Elia te volgen, is hij bezig op het land. Zo roept God ook nu nog mensen midden in hun drukke werkzaamheden om die op te geven en hun tijd en krachten op een andere wijze aan Hem te geven (vgl. Mt 4:18-22).

Elisa moet een rijke boer zijn geweest. Hij moet veel prijsgeven. We zien dat ook bij Mozes en bij Paulus die ook alle natuurlijke voordelen prijsgegeven voor de Heer. God roept Mozes als hij in de meest bevoorrechte positie is. Mozes geeft die positie op in ruil voor “de smaad van Christus” (Hb 11:24-26). Zo geeft ook Paulus een enorm bevoorrechte positie in de godsdienstige wereld op.

Als mensen hun baan opgeven en in het werk van de Heer willen gaan omdat hun baan hun niet bevalt, is dat niet van de Heer. Bijvoorbeeld een zakenman bij wie de zaken slecht gaan, moet het zakendoen niet opgeven om het werk van de Heer te gaan doen. Hij moet met de Heer overleggen hoe zijn zaken beter kunnen gaan.

Elisa is met twaalf span runderen voor zich uit aan het ploegen. Hij is bij het twaalfde span runderen. God roept hem daar waar hij is, bij het twaalfde span runderen. Het getal twaalf krijgt de nadruk. Het herinnert aan het altaar dat Elia heeft gebouwd en waarvoor hij twaalf stenen heeft gebruikt (1Kn 18:31). Het getal twaalf bepaalt ons bij het hele volk van God. Twaalf span runderen wijst erop dat God wil dat Zijn hele volk Hem dient.

Elia werpt zijn mantel naar Elisa toe. Voortaan zal Elisa niet meer als akkerbouwer, maar als profeet door het leven moeten gaan. God roept wie Hij wil en Hij roept iemand waar Hij maar wil. Hij roept aanzienlijken en Hij roept geringen. Akkerbouwers roept Hij om te ploegen op de akker van deze wereld en dan het zaad van het Woord van God te zaaien. Vissers roept Hij om hen te maken tot vissers van mensen. God is soeverein en Zijn roeping is levend en krachtig.

Elia overtuigt Elisa niet met woorden om hem te volgen. Door een gebaar wordt Elisa in oefening gebracht. Iemand overhalen tot de dienst van de Heer zonder dat diens hart en geweten in oefening worden gebracht, brengt alleen ellende.

Elisa wil eerst zijn vader en moeder gaan groeten en afscheid van hen nemen. Daarvoor vraagt hij Elia om toestemming. Elia geeft geen antwoord op die vraag. Hij vraagt niet aan Elisa om verantwoording af te leggen. Hij laat het een zaak tussen Elisa en God.

Gods roeping grijpt vaak diep in bestaande situatie en verhoudingen in. Roeping is niet vrijblijvend en kan leiden tot een breuk met familieleden of goede vrienden. Wij zien dat ook in het leven van Elisa. Hij moet afscheid nemen van zijn familie, van zijn vader en zijn moeder (1Kn 19:20). Hij volgt weliswaar gewillig en hij verlaat zijn runderen, zoals later de discipelen alles wat ze bezitten in de steek laten om de Heer Jezus te volgen. Hoewel hij Elia achterna snelt, zit hij met het probleem van zijn familiebetrekkingen: “Laat mij toch mijn vader en mijn moeder kussen, dan wil ik u volgen.”

Het antwoord van de profeet is toestemmend, maar het herinnert hem wel duidelijk aan Gods roeping die niet meer ongedaan gemaakt kan worden: “Ga heen, keer terug, want wat heb ik u gedaan?” De bewoordingen van dit antwoord zijn een beetje vaag. Elia laat het aan Elisa over. Elisa moest ook niet zozeer Elia volgen, maar hem opvolgen.

In de evangeliën lezen we over iemand die de Heer Jezus wil volgen, maar daaraan een voorwaarde verbindt: “Ik zal u volgen, Heer, maar sta mij toe eerst afscheid te nemen van hen die in mijn huis zijn” (Lk 9:61). Vermoedelijk wil hij dit gebruiken als een excuus om het volgen van de Heer nog maar even uit te stellen. Maar de Heer, Die de harten kent en doorgrondt, antwoordt hem dan als volgt: “Niemand die zijn hand aan [de] ploeg slaat en achterom kijkt, is geschikt voor het koninkrijk van God” (Lk 9:62).

Gods roeping kan geen uitstel lijden. Die roeping vereist een voornemen van het hart om de Heer te dienen en het stellen van bepaalde prioriteiten. Het koninkrijk van God moet in ons leven op de eerste plaats komen. Bij Elisa is er gelukkig geen aarzeling om te volgen. Hij is bereid om zijn hand aan de ploeg te slaan, nu niet meer op de akker van zijn vader maar op de ‘akker’ van God, het arbeidsveld van de twaalf stammen van Israël. Hoewel hij vanuit menselijk oogpunt bezien een onzekere toekomst tegemoet gaat, geeft God hem een veel groter arbeidsterrein dan het terrein dat hij achterlaat.

Op het antwoord van Elia wordt door Elisa gereageerd met het nemen van een radicale beslissing. We lezen niet dat hij nog naar zijn ouders is geweest. Het kan zijn. Wat we lezen, is dat hij volledig breekt met het verleden. Hij aarzelt niet. Hij verbrandt als het ware zijn schepen achter zich. Zo begint hij aan zijn nieuwe taak. Hij is beslist niet begonnen met het verrichten van tekenen en wonderen onder Israël. Hij moet eerst luisteren naar de woorden van de profeet Elia en onder meer zorgen voor diens persoonlijke behoeften (2Kn 3:11). Hij begint met simpel werk, maar het leven in de nabijheid van de profeet maakt hem langzamerhand rijp voor andere taken.

Dit principe geldt ook voor ons. Het leven in de tegenwoordigheid van onze Heer en Meester en het luisteren naar Zijn Woord vormen de noodzakelijke basis om ons ten volle toe te rusten “tot alle goed werk” (2Tm 3:16-17).

Copyright information for DutKingComments