1 Kings 4:4

Inleiding

Aan het eind van het vorige hoofdstuk hebben we een voorbeeld van de wijsheid die God aan Salomo heeft gegeven. In dit hoofdstuk lezen we over zijn rijkdom en voorspoed. Hij krijgt wat God beloofd heeft hem erbij te zullen geven, nadat hij om wijsheid heeft gevraagd (1Kn 3:13). Wij zien hier zijn wijsheid in de manier waarop hij de interne orde in zijn rijk heeft geregeld en handhaaft:

1. zijn vorsten (1Kn 4:1-6),

2. zijn landvoogden die voor zijn voedsel zorgen (1Kn 4:7-19; 27),

3. het aantal, de welvaart en de vrede van zijn onderdanen (1Kn 4:20; 25),

4. de uitgestrektheid van zijn heerschappij (1Kn 4:21; 24),

5. de hoeveelheid voedsel voor zijn huis (1Kn 4:22-23) en

6. het voedsel voor zijn paarden (1Kn 4:26).

Het hoofdstuk besluit met een uitvoerige beschrijving van zijn wijsheid en wetenschap en de roem die daarvan uitgaat (1Kn 4:29-34). Maar hoe groot Salomo ook is, de Heer Jezus is oneindig veel groter dan hij (Mt 12:42).

De situatie onder de regering van Salomo is heel anders dan die onder de regering van zijn vader David. David heeft steeds met interne opstand te maken gehad en had ook af te rekenen met vijanden van buiten. Salomo heeft, nadat hij met enkele resterende vijanden heeft afgerekend, tot aan zijn openlijke verlaten van de HEERE (1Kn 11:1-8), alleen maar vrede, veiligheid, vreugde en overvloed gekend.

Hij heeft een leger en een legeroverste, maar hij heeft geen enkele oorlog met een vijandige mogendheid gevoerd. Geen van de volken die hem onderworpen zijn, heeft geprobeerd zijn juk af te werpen of hem enige moeite te veroorzaken. Zij achten zich integendeel gelukkig in hun afhankelijkheid van hem. Hierin is zijn koninkrijk een type van het koninkrijk van de Messias. Aan de Messias is namelijk beloofd dat Hij de volken zal hebben tot Zijn erfdeel (Ps 2:8) en dat vorsten zich voor Hem zullen buigen (Js 49:7).

Het bestuur van Salomo

Salomo regeert over “heel Israël” (1Kn 4:1), dat wil zeggen over een nog niet gedeeld rijk. Het hele rijk staat onder zijn gezag. In zijn bestuur van het rijk heeft hij diverse mensen als vorsten aangesteld om verschillende taken waar te nemen. Als eerste vorst wordt een priester genoemd (1Kn 4:2). Dat Azaria de priester is, wil waarschijnlijk zeggen dat hij de hogepriester is. Hier wordt het priesterschap verbonden aan het koningschap. De Heer Jezus is de ware Koning-Priester (vgl. Zc 6:13).

Om een goede vorst te zijn moeten we priester zijn. Dat wil zeggen dat de verhouding tot God, het naderen tot Hem, bepalend is voor ons koningschap naar mensen toe. Daarover spreekt Petrus in zijn eerste brief met betrekking tot ons. Hij zegt eerst dat wij “een heilig priesterdom” zijn (1Pt 2:5) en dat wij geestelijke offeranden offeren. Dat is wat naar God toe gebeurt. Dan spreekt hij over “een koninklijk priesterdom” (1Pt 2:9). Dat is wat naar de mensen toe gebeurt.

De schrijvers (1Kn 4:3a) of secretarissen hebben een belangrijke taak. Zij verzorgen de voorbereiding van koninklijke verordeningen of beschikkingen bij handelsverdragen en militaire verbonden, waarvan zij de officiële verslagen bewaren. Verder zijn er nog een kanselier – die ook al onder David had gediend (2Sm 8:16; 2Sm 20:24) –, een legeroverste, een opzichter over de landvoogden, een priester die een vriend van de koning is, een hofmeester en iemand die over de herendienst gaat (1Kn 4:3b-6).

Deze taakverdeling onder de vorsten geeft aan dat ieder zijn eigen verantwoordelijkheid heeft, waarbij ieder trouw moet zijn om de hem opgedragen taak naar behoren te vervullen. Zolang allen zich hun directe verantwoordelijkheid aan Salomo bewust zijn, loopt alles goed. Het gaat fout als men taken van elkaar gaat overnemen, zonder daartoe een opdracht van Salomo te hebben gekregen. In de gemeente werkt dat precies zo. Als ieder luistert naar de Heer Jezus en doet wat Hij zegt, gaat het goed.

Behalve de vorsten stelt Salomo ook “twaalf opzichters over heel Israël aan” (1Kn 4:7) die hem en zijn belangen zullen dienen. Iedere opzichter heeft een maand lang de plicht om de koning en zijn huis van voedsel te voorzien. Het verdelen van zijn opdracht over zoveel personen en het inzetten van hen op verschillende tijden is verstandig beleid.

De verdeling van de lasten maakt de te verrichten taak tot een te dragen taak, waaronder niemand zal bezwijken omdat er te veel en te lang zou moeten worden gewerkt. Het is ermee als met de zorg voor de tabernakel en de tempel die ook over een groot aantal priesters en Levieten werd verdeeld. Ook verkleinde deze regeling het gevaar van misbruik van de positie om zichzelf te verrijken of bijzonder te bevoordelen.

Twee van de opzichters zijn met dochters van Salomo getrouwd, wat een extra eer betekent naast de functie die zij hebben. Een van hen is de zoon van Abinadab (1Kn 4:11), bij wie de ark twintig jaar lang in huis is geweest (1Sm 7:1-2). De ander is Ahimaäz (1Kn 4:15).

De opzichters worden over het land verdeeld, ieder krijgt een eigen gebied onder zijn verantwoordelijkheid. Dit heeft ook voor de gemeente een les. Er zijn niet alleen taken te vervullen, er is ook een terrein waarop ieder werkzaam is (2Ko 10:15-16). We moeten het arbeidsterrein respecteren dat de Heer iemand heeft gegeven. We zullen bijvoorbeeld niet in een wijk folders met de boodschap van het evangelie gaan verspreiden als we weten dat anderen daar al bezig zijn het evangelie te brengen.

Copyright information for DutKingComments