1 Kings 5:6

Plan om de tempel te bouwen

Salomo beantwoordt de toenadering van Hiram met een verzoek om hulp bij de bouw van de tempel. Hij laat zijn verzoek voorafgaan door Hiram te herinneren aan het plan van David om voor de HEERE een huis te bouwen en waarom hij dat niet mocht (1Kn 5:2-3). Vanwege zijn oorlogen en bloedvergieten mocht David de tempel niet bouwen (1Kr 22:8). David is een beeld van de Heer Jezus Die de strijd van God heeft gevoerd. Op aarde kon Hij de tempel niet bouwen.

Salomo is een beeld van de verheerlijkte Heer en als zodanig is hij de bouwer van de tempel. De grondslag voor de bouw is de rust (1Kn 5:4). De rust is de rust van de verheerlijkte Heer. Vanaf Handelingen 2, na het volbrengen van Zijn verlossingswerk, waarbij elke vijand is verslagen en er rust is, bouwt de Heer Jezus de tempel, de gemeente.

In zeker opzicht geldt ook nu, dat er geen bouwen aan het huis van God kan zijn, dat er geen opbouw van de gemeente kan plaatsvinden, als er gestreden moet worden om te bewaren wat ons aan waarheden is toevertrouwd (Jd 1:3). Ook komt er van de opbouw van de gemeente niets terecht als de gelovigen met elkaar overhoop liggen door allerlei ruzies en onbetekenende meningsverschillen.

Vanwege veel misstanden in de gemeente in Korinthe en dwalingen die in de gemeenten van Galatië ingang hadden gevonden, kon Paulus daar niet zoveel kwijt voor de opbouw van de gemeente. Hij moest daar eerst corrigeren om daarmee de weg voor verdere opbouw vrij te maken. Als er vrede is, kan er gebouwd worden. “De gemeente dan door heel Judéa, Galiléa en Samaria had vrede, terwijl zij werd opgebouwd” (Hd 9:31a).

Vervolgens vertelt Salomo dat hij van plan is om dat huis voor de HEERE te bouwen (1Kn 5:5). Dat doet hij niet op eigen initiatief, maar omdat dit naar de uitgesproken wil van God is, die Hij aan zijn vader David heeft bekendgemaakt.

Salomo nodigt Hiram uit en verklaart hem het geheimenis van God met betrekking tot de tempel en dat is dat ook heidenen betrokken worden bij de bouw ervan (1Kn 5:6). Zij mogen meehelpen, met erkenning van de gaven die zij hebben. Voor de bouw van de tempel heeft David, Salomo’s vader, goud en zilver in menigte verzameld (1Kr 29:2).

Er is echter ook hout nodig. Dat vraagt Salomo aan Hiram. In ruil daarvoor belooft Salomo loon. Hij onderhandelt er niet over, maar zal Hiram geven wat deze ook maar zal vragen. Zo belangrijk is voor Salomo de bouw van Gods huis. Hiram belooft hem alles te geven wat hij nodig heeft.

Salomo kent de bijzondere capaciteiten van de Sidoniërs en doet daarop een beroep voor de bouw van de tempel. Ondanks het feit dat hij in rijkdom en aanzien Hiram ver overtreft, doet hij toch een beroep op hem. Dit houdt de les in dat we nooit laag mogen neerzien op hen die in maatschappelijk of geestelijk opzicht misschien niet zo rijk gezegend zijn als wij. Geestelijke rijkdommen mogen nooit iets zijn waarop wij ons beroemen. We zullen ons steeds bewust moeten zijn: “Wat hebt u, dat u niet hebt ontvangen” (1Ko 4:7)?

Copyright information for DutKingComments