1 Kings 6:7

De buitenbouw

De maten van het huis (1Kn 6:2) zijn het dubbele van de maten van de tabernakel. De tempel is een vergrote tabernakel. De afmetingen van de tempel zijn, naar onze afmetingen omgerekend, zevenentwintig meter lang, negen meter breed en veertien meter hoog. De voorhal is extra, evenals de vensters (1Kn 6:3-4). In de tabernakel waren geen vensters.

De tempel is, evenals de tabernakel, een beeld van:

1. De openbaring van de heerlijkheid van God in Christus,

2. De woonplaats van God en

3. Een plaats waar de mens tot God kan naderen om Hem te dienen als priester.

Er zijn twee beschrijvingen van de tempel. Ze staan in 1 Koningen en in 2 Kronieken. In 2 Kronieken ligt de nadruk op het altaar – en daarmee de dienst in verbinding met het altaar – en het naderen tot God. Hier in 1 Koningen wordt het altaar niet genoemd, evenmin als de voorhang. Hier wordt de zijde van het wonen benadrukt, want hier hebben we ook de kamers bij de tempel, waar de priesters wonen. Rondom de tempel, dat wil zeggen aan de beide lange zijden en de achterzijde, niet de voorzijde, worden kamers gebouwd en wel in drie verdiepingen (1Kn 6:5-6).

Er is een nog grotere vreugde dan op te trekken naar de tempel en dat is er te wonen. Dit leidt tot het priesterschap dat op bijzondere wijze tot uiting komt in het prijzen van de HEERE (1Kr 9:33).

Waar God Zijn woonplaats heeft, omringt Hij Zich met woningen. Daarom kunnen we de tempel ook zien als een beeld van het Vaderhuis, waarvan de Heer Jezus zegt dat daar “vele woningen” zijn (Jh 14:2). Daarmee lijkt Hij te zinspelen op de woningen die Salomo bij de tempel bouwt. De Heer Jezus noemt de tempel ook “het huis van Mijn Vader” (Jh 2:16).

De tempel is niet alleen een grotere herhaling van de tabernakel. De tabernakel was bedoeld om te worden meegedragen door de woestijn. De tempel daarentegen staat vast, er is rust voor God. Het volk is tot rust gekomen en woont in rust in het beloofde land en God woont te midden van Zijn volk. Na de woestijnreis heeft de betekenis van de tabernakel afgedaan. In de brief aan de Hebreeën wordt wel steeds over de tabernakel gesproken, maar dat is vanwege het gezichtspunt van waaruit de schrijver Gods volk beziet.

De tempel staat in het land. Het veronderstelt een volk in het bezit van het land, dat is voor ons een beeld van de hemelse gewesten. De tempel staat op een verhevener niveau. Driemaal in het jaar trekt de Israëliet er naar op en wel bij de drie oogstfeesten, als hij de zegeningen van het land heeft binnengehaald. Zijn wij bekend met de zegeningen van het beloofde land, voor ons de hemelse gewesten? Alleen dan zullen we de betekenis van de tempel begrijpen en weten te waarderen.

Om 1Kn 6:6 te verklaren wordt midden in de beschrijving van de priesterwoningen in 1Kn 6:7 een opmerking gemaakt over de kant-en-klaar gemaakte stenen voor de tempel. De stenen zijn in de groeve al bewerkt, zodat bij de bouw geen geluid wordt gehoord.

In de geestelijke betekenis zien we dat de mens van nature stof is, maar als hij een gelovige wordt, wordt hij een steen (1Pt 2:5). Christus is de rots uit Wie we gehouwen zijn en als zodanig aan het huis van God zijn toegevoegd. Het werk van Gods Geest gebeurt in stilte, zonder het uiterlijke vertoon en het vele lawaai dat tegenwoordig in veel christelijke gemeenschappen aanwezig is.

In de 1Kn 6:8-10 is sprake van drie verdiepingen. Daarin is ook nog een zekere groei te zien, want de kamers worden naar boven toe steeds groter. Het bevat voor iedere priester de aanmoediging niet op de benedenste verdieping te blijven, maar hoger te gaan. Wat de kamers zijn, lezen we in de derde beschrijving van de tempel, in Ezechiël 42, de tempel van het vrederijk (Ez 42:1-12). Het zijn plaatsen waar de priesters zich ophouden. Het gaat daar niet om naderen, maar om voortdurend verblijven (vgl. Ps 23:6b; Ps 27:4; Ps 65:5; Ps 84:2; 5; 11).

Copyright information for DutKingComments