1 Peter 3:18

Lijden om de gerechtigheid

1Pt 3:13. Na de toezegging van het vorige vers zou je zeggen dat je niets kan gebeuren. Zo zegt Petrus het ook in 1Pt 3:13. Je zet je in voor het goede – of: de Goede, dat is de Heer Jezus – en je hebt de Heer aan je zijde. Toch kan het zijn dat je, terwijl je goeddoet en rechtvaardig leeft, geen goede dagen ziet. Soms lijkt zelfs het omgekeerde waar te zijn van wat Petrus hier zegt, want je ziet dat mensen die goeddoen, lijden en dat mensen die kwaaddoen, het goed hebben. Dat heeft te maken met de manier waarop God de wereld regeert.

De regering van God zou je het beste een indirecte manier van regeren kunnen noemen. Dat hangt samen met het feit dat de Heer Jezus nog niet openlijk regeert, zoals dat in het vrederijk het geval zal zijn. Dan zal Hij het kwaad direct oordelen en het goede direct belonen. Zoals de zaken nu nog liggen, leef jij als een rechtvaardige te midden van onrechtvaardigen die het ook nog eens voor het zeggen hebben.

1Pt 3:14. Het zou normaal moeten zijn dat de overheid het goede beloont en het verkeerde bestraft. Het omgekeerde is echter vaak het geval. Dat zie je in dit vers. Dat betekent niet dat jouw lot afhangt van wat onrechtvaardige mensen met je doen. Jouw leven is in Gods hand, aan Wie jij je leven hebt toevertrouwd. Als je jouw omstandigheden zo ziet, weet je dat het God niet uit de hand loopt, maar dat Hij boven alles staat.

Dan kan het wel lijken of je de verliezer bent, maar je weet dat je hoort bij Hem Die de Overwinnaar is. Dat zal ook uiteindelijk te zien zijn. Ook bij de Heer Jezus leek het allemaal verkeerd te gaan, maar Hij heeft de overwinning behaald. Het lijkt er allemaal nog niet op als je om je heen kijkt, maar als je in het geloof naar boven en vooruitkijkt, weet je dat God ten slotte alle kwaad zal straffen en al het goede zal belonen.

Trouwens, wat de mensen je ook voor kwaad kunnen aandoen, het betreft toch alleen je lichaam (Mt 10:28). Je ziel is gekocht door het bloed van de Heer Jezus en daarmee ben jij Zijn eigendom dat door niemand te roven is (Jh 10:28-29). In die zin is het daarom toch waar dat jou niets kan gebeuren. Je kunt in geloof zeggen: ‘Als God voor mij is, wie zal tegen mij zijn?’ (Rm 8:31).

Het kan zijn dat je toch lijdt omdat je rechtvaardig leeft in een onrechtvaardige wereld. De wereld ziet het niet graag dat je zo leeft, want dat confronteert haar met haar eigen onrechtvaardige leven. Daarom zal zij jou vervolgen. Je lijdt dan ter wille van de gerechtigheid. Laat je niet door Godvijandige mensen intimideren. Ze proberen je bang te maken, maar ze handelen zelf uit angst.

De wereld is zelf bang voor wat komen gaat, al overschreeuwen de mensen hun angst. Dat doen ze met allerlei hoogmoedige kreten over hun eigen kracht, waarmee ze het wel even tegen God zullen opnemen. De wereld heeft aanleiding om voor het oordeel te vrezen, jij niet. Je hoeft ook niet in verwarring te raken over de gang van zaken in de wereld en in jouw leven.

1Pt 3:15. Jouw rust ligt niet in het onder controle hebben van je leven, zoals de mensen van de wereld alles naar hun hand willen zetten. Je ziet hoe het de mens steeds meer uit de hand loopt. Jouw rust ligt in een heiligdom buiten deze wereld en wel in Christus (Js 8:12-13). De Heer Christus regeert over alles. Als je Hem als Heer in je hart heiligt, dat wil zeggen als je Hem daar de allesbeheersende plaats geeft, zul je zonder enige angst het leven hier-en-nu kunnen leven en de toekomst tegemoet kunnen zien. Met ‘hart’ wordt het centrum van je bestaan bedoeld, de controlekamer van waaruit al je motieven en daden worden aangestuurd (Sp 4:23).

Na je hart komt je mond aan de beurt. Het is belangrijk de Heer ook met je mond te belijden (Rm 10:9-10). Je moet niet alleen verantwoording aan God afleggen, maar ook aan de mensen. Zij zullen je vragen: ‘Waarom leef je zo? Hoe is het mogelijk dat je toelaat dat mensen jou lijden aandoen? Waarom kies je voor verachting?’ Dan mag je getuigen van de hoop die je hebt op de heerlijkheid na het lijden. Zo heeft de Heer Jezus het ook gedaan (Lk 24:26). Kijk ook eens naar Mozes. Mozes zag op de beloning en koos er daardoor voor met het volk van God smadelijk behandeld te worden (Hb 11:24-26). Zo mag jij ervan getuigen dat het voor jou de moeite waard is om te lijden omdat je weet dat de heerlijkheid je wacht.

Het afleggen van verantwoording moet wel gebeuren “met zachtmoedigheid” en niet dreigend, in de zin van: ‘Mijn tijd komt nog wel.’ Leg die verantwoording ook af met “vrees”, vanwege je eigen zondige natuur die nog in je is. Beroem je niet op die geweldige toekomst op een manier die de schijn geeft dat je die op zak hebt en dat je je daarom verder nergens iets van aan hoeft te trekken. De zekerheid van de hoop mag je niet tot een zorgeloze of hoogmoedige christen maken.

1Pt 3:16. Zorg er daarom voor dat je je getuigenis aflegt “met een goed geweten”, dat wil zeggen met een geweten dat niet aanklaagt omdat je motieven niet zuiver zouden zijn bij je verantwoording. Als je zo rekenschap geeft van de hoop die in je is, zullen zij die vanwege je “goede wandel in Christus” kwaad van je spreken, “beschaamd worden”. Ze kunnen zeggen wat ze willen en je als een boosdoener neerzetten, er komt een moment dat ze tot hun eigen schande en schaamte zullen moeten erkennen dat jouw leven in verbinding met Christus staat.

1Pt 3:17. Dit laatste, dat je leeft in verbinding met Christus, moet dan natuurlijk wel de aanleiding van hun smaden van jouw wandel zijn en niet een verkeerd gedrag dat je zou vertonen. Als je lijdt, moet het zijn omdat God het wil. Je hoeft het lijden niet op te zoeken. Maar als zich een situatie voordoet waarin je duidelijk de leiding van de Heer ziet om van Hem te getuigen, doe dat dan, ook al betekent het dat je smaad op je laadt.

Niet elk getuigenis brengt lijden met zich mee. Soms is er zelfs waardering voor wat je zegt en doet. Het mag echter niet gebeuren dat je vanwege het doen van slechte dingen moet lijden. Het enige lijden dat goed is, is vanwege het doen van het goede. Wanneer christenen lijden, gebeurt dat niet zonder de wil van God. Als uit goeddoen lijden voortkomt, weet dan dat het niet buiten Gods wil omgaat, ja, dat het zelfs naar Gods wil is. Dan kan het ook alleen goed zijn. Zijn wil voor ons is altijd zegen.

1Pt 3:18. God wil ons tot Zichzelf brengen. Met het oog daarop heeft Christus eenmaal geleden. De Heer Jezus heeft geleden en wel het zwaarste lijden, een lijden dat wij nooit konden lijden en ook nooit hoeven te lijden. Het is ook een eenmalig lijden dat nooit herhaald hoeft te worden. Het lijden dat Hij voor de zonden heeft ondergaan, heeft een eeuwigdurende uitwerking. Door wat Hij heeft geleden, zijn de zonden van allen die in Hem geloven voor eeuwig weggedaan en door Zijn offer zijn zij voor altijd volmaakt (Hb 10:14).

Hij heeft de plaats ingenomen van de onrechtvaardigen. Die plaats kon Hij innemen omdat Hij Zelf de Rechtvaardige was. Hij hoefde niet te lijden voor eigen zonden, want die heeft Hij niet gedaan (1Pt 2:22). Daardoor was Hij volmaakt geschikt om voor de zonden van anderen het lijden te ondergaan. Op deze wijze heeft Hij de weg tot God voor zondaars vrijgemaakt. Hij wilde dit lijden ondergaan om jou tot God te brengen, in Zijn tegenwoordigheid, waar jij nooit kon en durfde te komen.

Het lijden van de Heer Jezus betekende voor Hem lijden tot in de dood. Maar Hij is niet in de dood gebleven, Hij is weer levend gemaakt. Hij kon worden “gedood in [het] vlees” omdat Hij in het vlees gekomen was (1Jh 4:3-4), dat wil zeggen dat Hij, Die de eeuwige Zoon is, Mens is geworden. God heeft Hem “in een gedaante gelijk aan het vlees van de zonde” (Rm 8:3) gezonden. Het zal je duidelijk zijn dat met ‘het vlees’ hier ‘lichaam’ wordt bedoeld en niet het zondige vlees. Zijn verschijning op aarde in een lichaam heeft de mens de gelegenheid gegeven Hem te doden. De mens wilde Hem niet, Die zo volmaakt voor de gerechtigheid leefde.

God wilde Hem wel. Vanwege Zijn volmaakt aan God toegewijde leven kon God niet anders – en het was tevens de vreugde van Zijn hart – dan Hem levend maken. Dat heeft Hij gedaan door Zijn Geest, de Heilige Geest (Rm 1:4). Terwijl de wereld Hem niet meer ziet en denkt dat Hij dood is, ken jij Hem niet naar het vlees (2Ko 5:16), maar naar de Geest, dat wil zeggen door de Heilige Geest en op een geestelijke wijze.

Lees nog eens 1 Petrus 3:13-18.

Verwerking: Hoe kun je lijden om de gerechtigheid?

Copyright information for DutKingComments