1 Thessalonians 4:16

De Heer komt ons halen!

1Th 4:13. Paulus heeft de Thessalonicenzen al het een en ander verteld over de komst van de Heer. Ze hebben onderwijs gekregen over het feit dat de Heer Jezus met al Zijn heiligen zal komen (1Th 3:13). Maar hoe zal dat in zijn werk gaan? En dan de vraag over hen die al ontslapen zijn. Hoe zal het met hen gaan als de Heer nu zou komen? Stel je voor dat zij de komst van de Heer zouden missen!

Aan deze onwetendheid gaat Paulus een eind maken. Hij maakt daarmee ook een eind aan hun wanhoop. Ze zijn bedroefd, zoals er altijd droefheid is als een geliefde sterft. Maar als je geen hoop hebt, zoals de ongelovigen, is die droefheid een wanhopige, niet te troosten droefheid.

1Th 4:14. Het antwoord laat ruimte voor verdriet, maar met een glorende hoop. Deze hoop is het gevolg van de opstanding van de Heer Jezus (1Pt 1:3). Daar wijst Paulus nu op. Want evenals Hij is opgestaan, zullen ook allen opstaan die in het geloof in Hem gestorven zijn. Samen met hen komt Hij terug.

Je vindt hier drie belangrijke geloofswaarheden:

1. Jezus stierf en is opgestaan.

2. Dat moet je geloven, want anders ben je geen christen (Rm 10:9).

3. Hij komt terug en brengt dan allen mee die door Hem ontslapen zijn – hoe Hij dat zal doen, vertelt de apostel in de volgende verzen.

“Ontslapen” is een mooie uitdrukking. De gelovige sterft niet, maar ontslaapt omdat de dood van zijn kracht is beroofd. De dood is een dienaar geworden om de gelovige bij de Heer Jezus te brengen (Lk 23:43), om met Christus te zijn (Fp 1:23). Na het ontslapen bevindt de gelovige zich in een tussentoestand. Dat wil niet zeggen dat hij zich dan van niets bewust is, dat hij zich in een zogenaamde zielenslaap zou bevinden. Dat is in strijd met de Schriftplaatsen die ik zojuist heb genoemd. Ook de geschiedenis in Lukas 16, waar de Heer Jezus ons een blik gunt in het hiernamaals (Lk 16:19-31), maakt glashelder dat de leer van de zielenslaap een dwaallering is.

1Th 4:15. Het zal een grote troost voor de Thessalonicenzen zijn geweest te horen dat hun geliefden weer met hen verenigd zullen worden door de opstanding. Dan blijft nog wel de vraag hoe de Heer Jezus met al Zijn heiligen zal terugkomen. Om die vraag te kunnen beantwoorden heeft Paulus een woord van de Heer gekregen, ofwel een openbaring.

In de 1Th 4:15-18, die je een tussenzin kunt noemen, vertelt Paulus daarover. Het is iets dat in de tijd van het Oude Testament een verborgenheid was (1Ko 15:51-52). Kort gezegd vertelt hij dat de Heer Jezus met al Zijn heiligen – dat houdt in ook met jou en mij – kan terugkomen naar de aarde omdat Hij voor die tijd al die heiligen in de hemel heeft opgenomen.

Voor de komst van de Heer Jezus naar de aarde was niet een speciaal woord van de Heer nodig. Daarover wordt in het Oude Testament al gesproken (Zc 14:3-5). Maar daar staat niets over de komst van de Heer om eerst de gemeente en de oudtestamentische gelovigen op te nemen. Daarover spreekt alleen het Nieuwe Testament.

Je vindt het

1. in Johannes 14, waar de nadruk erop ligt dat Hij persoonlijk komt (Jh 14:1-3);

2. in 1 Korinthiërs 15, waar de nadruk erop ligt dat de levenden worden veranderd (1Ko 15:51-57);

3. in Filippenzen 3 waar het gaat over de verlossing van het lichaam (Fp 3:20-21);

4. hier, in 1 Thessalonicenzen 4, waar de nadruk ligt op het feit dat de ontslapenen erbij zullen zijn en zelfs de levenden zullen voorgaan, want zij zullen eerst opstaan (1Th 4:15-18).

Het blijkt wel dat Paulus in zijn dagen de komst van de Heer al verwachtte. Hij spreekt over “wij, de levenden”. Toch zijn er al vele eeuwen voorbijgegaan en de Heer is nog niet gekomen. Dat ligt er niet aan dat Hij traag is om Zijn belofte “Ik kom spoedig” in te lossen. Dat Hij nog niet is gekomen, is Zijn lankmoedigheid, omdat Hij niet wil dat mensen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen (2Pt 3:9).

Toch wil ook dat weer niet zeggen dat het nog eens een aantal eeuwen zal duren. Heel wat tekenen wijzen erop dat de Heer Jezus spoedig de draad met Zijn volk Israël weer zal opnemen. Voordat dit kan gebeuren, is het noodzakelijk dat de gelovigen worden opgenomen. Die gebeurtenis is dan wel helemaal dichtbij!

1Th 4:16. Nu worden de gelovigen in dit gedeelte op een bijzondere manier gezien. Je stelt je misschien voor dat de Heer Jezus de gemeente als Zijn bruid tot Zich neemt. Op zichzelf is dat natuurlijk ook waar. Maar ik zie dat dan toch anders voor me dan ik hier lees. Hier lees ik dat de Heer met “een bevelend roepen” de gelovigen tot Zich neemt. Zoiets doe je toch niet met een bruid? Dat doe je wel met gelovigen die hier worden voorgesteld als een leger van strijders. Op het commando van de Bevelhebber verlaten zij het strijdtoneel verlaat om de rust binnen te gaan.

Vind je het ook niet opmerkelijk dat in dit stukje wel vijf keer het woord “Heer” voorkomt? Dat geeft de verhouding aan die er is tussen allen die tot de gemeente behoren en hun Heer. De Heer Jezus is niet Heer van de gemeente, maar van iedere individuele gelovige. En wie worden allemaal door de Heer opgeroepen? Alle gelovigen die tot de gemeente behoren en alle gelovigen van het Oude Testament.

Ik denk dat “de stem van een aartsengel” speciaal betrekking heeft op de gelovigen van Israël. Er is in de Bijbel slechts van één aartsengel sprake en dat is Michaël (Jd 1:9). Hij staat op een bijzondere manier in verbinding met Israël (Dn 10:13; 21; Dn 12:1).

En dan hoor je nog “de bazuin van God”. Net als het bevelend roepen is ook dit een spraakgebruik dat bij een leger past. In het Romeinse leger klonken drie bazuinen. De eerste bazuin betekende: ‘Alles inpakken’; de tweede bazuin: ‘In gelid gaan staan om af te marcheren’; de derde en laatste bazuin: ‘Voorwaarts, mars!’

De bazuin van God is de laatste bazuin. De stilte van God wordt verbroken. Het moment van de intocht in de hemel van allen die van Hem zijn, kan plaatsvinden. Het roepen, de stem en de bazuin zijn de begeleidende geluiden voor de komst van “de Heer Zelf”. Prachtig is dat: de Heer Zelf. Hij stuurt niet Zijn voornaamste engel of een machtige vorst, nee, Hij komt Zélf.

Zijn eerste handeling is het laten opstaan van de doden in Christus. Zo machtig is Hij (Fp 3:20-21). Hij heeft Zijn kracht getoond door Zijn overwinning over de dood. Hij stond op uit de dood (Rm 1:4). Het is ermee als met David die Goliath heeft verslagen. Naar aanleiding van zijn overwinning wordt over hem gezongen dat hij zijn tienduizenden heeft verslagen (1Sm 18:7). Hij had er maar één verslagen, maar wie zo’n vijand verslaat, verslaat het grootste leger.

Hij, Die de dood heeft overwonnen, zal ook allen die de dood zijn ingegaan, uit de dood doen opstaan. Hier is het nog beperkt tot de “doden in Christus”. Alle ongelovige doden zullen opstaan aan het einde van het duizendjarig vrederijk (Op 20:5) om voor de grote, witte troon te verschijnen en geoordeeld te worden (Op 20:11-15).

1Th 4:17. Op Zijn bevelend roepen (vgl. Jh 5:28-29; Jh 11:43) komen ze allen uit de plaatsen waar ze zich bevinden, hoe verspreid de afzonderlijke lichaamsdelen of lichaamselementen ook zijn. De macht van Zijn roepstem voegt alle elementen en delen samen en geeft er een nieuwe verschijningsvorm aan. Die nieuwe verschijningsvorm krijgen ook de levende gelovigen. Over die verandering spreekt Paulus hier niet. Dat doet hij in 1 Korinthiërs 15 (1Ko 15:51-57). Je hebt beide gedeelten nodig om te zien wat er gaat gebeuren als de Heer komt.

Vervolgens zullen de opgestane en de levend veranderde gelovigen samen worden “opgenomen”. Met dit woord ‘opgenomen’ hangt de gedachte samen van ‘plotseling met kracht wegrukken en van de ene naar de andere plaats brengen’.

En dan vindt die geweldige ontmoeting met de Heer plaats “in de lucht”, in het gebied tussen hemel en aarde. De lucht is het terrein van de satan en zijn demonen (Ef 2:2). In hun machtsgebied vindt het plaats. De Heer komt ons daar tegemoet.

“En zó zullen wij altijd met de Heer zijn.” Je mag er zeker van zijn dat je nooit meer van Hem gescheiden zult worden. Nooit zal er meer een situatie ontstaan waarbij je in geloof, zonder Hem te zien en beproefd door kwade machten, je weg hoeft te gaan. De strijd is voorbij. De rust is gekomen.

1Th 4:18. Door elkaar te wijzen op de spoedige komst van de Heer moedigen we elkaar aan om de strijd vol te houden tot het ogenblik dat onze diensttijd erop zit.

Maranatha! – dat betekent: de Heer komt!

Lees nog eens 1 Thessalonicenzen 4:13-18.

Verwerking: Verwacht jij dagelijks de Heer?

Copyright information for DutKingComments