2 Chronicles 20:1

Inleiding

In de geschiedenis in dit hoofdstuk zien we de plaats en de kracht van het gebed in de strijd van de HEERE. We leren hier hoe het koninkrijk Gods functioneert in de wereld. Het toont ons het beeld van een biddende en strijdende gemeente. Het is een hoogtepunt in dit boek.

Josafat in nood

Een overmachtige vijand trekt op om tegen Josafat te strijden (2Kr 20:1). Het zijn Moabieten, Ammonieten en Meünieten. Moabieten en Ammonieten zijn familie van de Israëlieten. Ze stammen af van Lot, de neef van Abraham (Gn 19:30-38; Gn 12:5). Josafat noemt de Meünieten in zijn gebed “[de bewoners] van het Seïrgebergte” (2Kr 20:10; vgl. 2Kr 20:22-23), wat betekent dat ze Edomieten, ofwel afstammelingen van Ezau zijn. Deze volken hebben zich steeds als vijanden van Gods volk geopenbaard. Zij stellen mensen voor die wel een zekere relatie met Gods volk hebben, maar Gods volk en Gods waarheid haten. We moeten voor deze vijand op onze hoede zijn.

Josafat krijgt de boodschap dat de vijanden eraan komen en hem wordt verteld waar zij zich op dat moment bevinden (2Kr 20:2). Hij wordt niet onverwachts door de vijand overvallen, maar is een gewaarschuwd man. Hoewel Josafat over een goed en dapper leger beschikt, stelt hij daar niet zijn vertrouwen op. Hij beseft wat in Psalm 33 wordt gezegd (Ps 33:16; 20).

De vrees voor de vijand drijft hem en het hele volk uit naar God in vasten en gebed (2Kr 20:3). Vasten is vrijwillig afzien van eten – meer algemeen: afstand doen van dingen die geoorloofd zijn – om des te intensiever te kunnen bidden. Vasten is zich klein maken voor God, het houdt verootmoediging in.

Heel Juda wordt bijeengeroepen om hulp te zoeken bij de HEERE (2Kr 20:4). Uit alle steden van Juda komen ze naar Jeruzalem om de HEERE te zoeken, om Hem te vragen wat ze moeten doen. Normaal komt het volk drie keer per jaar naar Jeruzalem en wel ter gelegenheid van de drie grote feesten (Dt 16:16). Maar nu komen ze om gemeenschap te hebben in het gebed, niet omdat het voorgeschreven is, maar omdat ze de nood ertoe voelen.

Josafat is de ware geestelijk leider van zijn volk. Geestelijk leiderschap komt daarin tot uiting dat men niet groot wil zijn, maar samen met het volk klein wil zijn. Nood brengt het volk samen en op de knieën (Hd 4:23-24).

Copyright information for DutKingComments