2 Chronicles 32:31

Voorspoed en dood van Hizkia

De schatten en bezittingen van Hizkia worden breed uitgemeten (2Kr 32:27-29). Hij heeft dat allemaal aan God te danken. Ze zijn een afspiegeling van de luister van de grote Zoon van David. Hizkia zorgt voor veilige plaatsen voor al de schatten, zodat het kostbare niet in handen van de vijand komt.

In geestelijk opzicht betekent het dat hij ervoor waakt dat het heilige niet aan de honden wordt gegeven en dat er geen parels voor de varkens worden geworpen (Mt 7:6; Mt 15:26). Alle schatten van Gods Woord, de hele raad van God, zijn voor de hele gemeente (Hd 20:27) en voor niemand anders. Hetzelfde geldt voor de watervoorziening die Hizkia veiligstelt als Jeruzalem door Sanherib wordt bedreigd (2Kr 32:30; 2Kr 32:2-4). Hij heeft voorspoed in al zijn werk.

Dan komt de beproeving dat God hem verlaat (2Kr 32:31). De aanleiding is het bezoek uit Babel. God verlaat Hizkia om te zien hoe hij met dit bezoek omgaat. Zal hij Hem de eer geven naar aanleiding van het wonderteken waarover ze hem komen vragen? God kan een gelovige wel eens aan zichzelf overlaten, Zich van hem terugtrekken. Hij weet wel wat er in het hart van de gelovige is, zoals Hij het weet van het volk (Dt 8:2). Maar het moet aan het licht komen en Hizkia moet er zelf zicht op krijgen. Hizkia moet weten dat de hoogmoed in zijn hart sluimert. Hij heeft dat ook ingezien en zich erover vernederd (2Kr 32:26).

God moet ons wel eens een les leren. Met het oog daarop mogen we wel bidden: “Leid ons niet in verzoeking” (Mt 6:13a). Als we falen, is dat onze schuld; als we staande blijven, is dat Gods genade. Het is hetzelfde als met verloren gaan en behouden worden.

De kroniekschrijver is aan het einde gekomen van wat hij zijn lezers wil meedelen over Hizkia. Wat Hizkia nog meer heeft gedaan, en dan vooral zijn “gunstbewijzen” of daden van trouw (2Kr 35:26), staat beschreven in het visioen van Jesaja en in de boeken van de koningen van Juda en Israël (2Kr 32:32; Jesaja 36-39). Het visioen van Jesaja verwijst naar het boek Jesaja (Js 1:1).

Al faalt Hizkia in de beproeving aan het einde van zijn leven, toch wordt zijn leven als geheel gekenmerkt door vroomheid, Godvrezendheid. Dat komt ook tot uiting in zijn begrafenis. Dat hij wordt begraven “bij de weg omhoog”, is meer dan alleen een beschrijving van de locatie. Het wijst erop dat zijn weg een weg omhoog is geweest, een weg naar de HEERE toe.

Bij zijn dood bewijzen “heel Juda en de inwoners van Jeruzalem hem eer”. Ze zullen zich zijn gunstbewijzen herinneren. Hoe goed is het om bij begrafenissen van voorgangers eraan terug te denken wat de Heer in hen aan Zijn volk heeft gegeven.

De zoon die Hizkia opvolgt, Manasse, is een heel andere ‘voorganger’.

Copyright information for DutKingComments