2 Chronicles 32:7

Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken blijkt de trouw van Hizkia. Daar zien we zijn godsdienstige hervormingen. In dit hoofdstuk zien we zijn politieke optreden. Hier komen ook de beproevingen. Het zijn er drie:

1. de inval van Sanherib;

2. zijn ziekte tot de rand van de dood;

3. het gezantschap van Babel.

In de eerste en tweede beproeving blijft hij staande, maar in de derde beproeving faalt hij.

De geschiedenis die in dit hoofdstuk wordt beschreven, komt ook voor in 2 Koningen 18-20 en in Jesaja 36-39. Daar worden de gebeurtenissen veel uitvoeriger beschreven, terwijl we hier een samenvatting hebben.

Maatregelen van Hizkia tegen Sanherib

In de vorige hoofdstukken zijn gebeurtenissen beschreven die tot vreugde stemmen, zowel voor de HEERE als voor Zijn volk. In die hoofdstukken is de trouw van Hizkia gebleken met betrekking tot zijn binnenlandse politiek. Hij heeft tempel, stad en land gereinigd van de afgoderij en voor voorzieningen gezorgd die ertoe dienen dat de dienst van God in Zijn huis en land wordt gehandhaafd.

Na al die gebeurtenissen verandert het toneel. Sanherib, de koning van Assyrië, verschijnt op het toneel, dat wil zeggen in het land van God (2Kr 32:1). Hij trekt Juda binnen. Sanherib is de koning van een snel in macht en omvang toenemend rijk. Het leger van Assyrië heeft van het vierde tot het zesde jaar van de regering van Hizkia Samaria en het noordelijk deel van Israël bezet (2Kn 18:9-12). Nu dringt hij Juda binnen. Na de bewijzen van trouw van Hizkia zien we dat hij in Sanherib wordt geconfronteerd met de machten van de duisternis.

Dit gebeurt niet omdat God tucht over Zijn volk moet uitoefenen, want het volk is juist toegewijd aan Hem. God heeft met deze inval een ander doel en dat is het op de proef stellen van het geloof van Hizkia. Het is altijd mooi als er toewijding aan de Heer en Zijn huis komt, wat blijkt uit het verwijderen uit ons leven van dingen die dat verhinderen. Maar het geloofsleven heeft ook andere aspecten dan onze dienst in het huis van God. Een van die aspecten is dat we leven in een vijandige wereld. We worden door de wereld op de proef gesteld. Dan blijkt hoe we reageren op aanvallen van de vijand die van buiten op ons afkomen.

Sanherib heeft het voorzien op de steden van Juda en hij zet zijn zinnen ook op Jeruzalem (2Kr 32:2). Als Hizkia dat opmerkt, pleegt hij overleg met zijn vorsten en helden over het dichtstoppen van de waterbronnen buiten de stad (2Kr 32:3). De eerste maatregel die hij neemt tegen de aanval van Sanherib, betreft de watervoorziening. Zijn eerste zorg is die voor drinkwater. Er wordt met man en macht gewerkt om de bronnen en de beek dicht te stoppen, dat wil zeggen te verbergen (2Kr 32:4). Het water moet niet in handen van de Assyriërs komen, maar ter beschikking blijven van de inwoners van de stad (2Kr 32:30). Water spreekt van het Woord van God in zijn reinigende en tevens verkwikkende werking. Dat is als eerste nodig om ter beschikking te hebben in tijden van beproeving.

Als de watervoorziening is veiliggesteld, geeft dat Hizkia moed voor een volgende maatregel. Die betreft het herstel van de muren, het versterken van de Millo en het maken van wapens en schilden (2Kr 32:5). Al deze elementen hebben te maken met de verdediging. De muren zijn een statische, onbeweeglijke verdedigingsgordel; de wapens en schilden spreken van een dynamische, beweeglijke verdediging.

We kunnen dit als volgt toepassen. Er zijn rotsvaste zekerheden in ons geloof, zoals de redding door het geloof in Christus en de eeuwige behoudenis die het gevolg daarvan is. Bij aanvallen van de vijand moeten we ons steeds achter die ‘muur’ terugtrekken. De vijand valt echter ook aan als we de wil van de Heer zoeken. Dan moeten we ‘het schild van het geloof’ hanteren. Dit betekent dat we uitspreken dat we ons toevertrouwen aan Hem Die Zich nooit vergist, al weten wij soms niet wat we moeten doen of waarom we in een bepaalde situatie zijn terechtgekomen. De overvloed van wapens en schilden spreekt van de overvloed aan verdedigingsmiddelen tegen de aanvallen van de vijand.

Nadat Hizkia zelf moed heeft gevat, spreekt hij ook naar het hart van de legeroversten die hij over het volk heeft aangesteld (2Kr 32:6). Naar het hart spreken wil zeggen bemoedigend toespreken (vgl. Ru 2:13). Hij roept hen daarvoor bij zich bijeen op het plein bij de stadspoort. Indringend spreekt hij hen toe: “Wees sterk en moedig, wees niet bevreesd en niet ontsteld” (2Kr 32:7; vgl. Dt 31:23; Jz 1:9). Ze hoeven niet onder de indruk te komen van de koning van Assyrië en de menigte die bij hem is.

De vijand kan wel machtig lijken als ze die met zichzelf vergelijken. Dat moeten ze echter niet doen. Ze moeten kijken naar wie er met hen zijn. Wie er met hen zijn, zijn niet waar te nemen met het natuurlijke oog. De hemelse legermachten die onder het bevel van de HEERE van de legermachten staan, zijn alleen door het oog van het geloof waar te nemen. Hizkia ziet ze, net als destijds Elisa ze ziet, terwijl zijn dienaar ook alleen de overmachtige vijand ziet. Elisa zegt dan: “Wees niet bevreesd, want die bij ons zijn, zijn méér dan die bij hen zijn” (2Kn 6:16), woorden die hier door Hizkia tot de legeroversten worden gesproken.

Hizkia wijst er verder op dat Sanherib op niets anders steunt dan op “een vleselijke arm” (2Kr 32:8; vgl. Jr 17:5). Daarmee geeft hij aan dat de kracht (de arm) van Sanherib niet meer is dan ‘vleselijk’ dat wil zeggen zwak en vergankelijk. Dan wijst hij erop dat aan de kant van Israël de HEERE als de machtige Helper en Strijder staat. Wat vermag een nietig mens tegen de almachtige God? Met Hem vergeleken verdwijnt de kracht van Sanherib in het niet.

Hoe krachtig woorden zijn, blijkt wel uit het feit dat het volk “steunde op de woorden van Hizkia, de koning van Juda”. Woorden zijn niet waardevrij of neutraal. Woordenwisselingen zijn wel uitgelopen op gewelddadige confrontaties. We kunnen met woorden zowel goed als kwaad doen, een werk van de Heer zowel bevorderen als verwoesten. Het is belangrijk dat wij als gelovigen woorden spreken die goed doen, woorden waaraan de ander iets heeft, iets wat bemoedigt (Zc 1:13). Zo spreekt Hizkia.

Copyright information for DutKingComments