2 Chronicles 33:19

De dood van Manasse

De kroniekschrijver verwijst voor het overige van de geschiedenis van Manasse weer naar andere documenten. Het eerste document is “de geschiedenis van de koningen van Israël” (2Kr 33:18). Daarin staat “zijn gebed tot zijn God”. Daarin staan ook “de woorden van de zieners die tot hem in de Naam van de HEERE, de God van Israël, gesproken hebben”. Het gebed van Manasse tot God en de woorden van God tot Manasse liggen vast. Deze twee, het gebed en het Woord van God, vormen het leven van een mens in zijn verhouding tot God.

Het tweede document is “de woorden van de zieners” (2Kr 33:19). Daarin staat, evenals in het hiervoor genoemde document, “zijn gebed”. Dat er twee keer op zijn gebed wordt gewezen – samen met de vermelding in dit hoofdstuk (2Kr 33:13) in totaal drie keer –, laat wel zien van hoe grote betekenis God zijn gebed acht. Dat wordt nog onderstreept door de opmerking “hoe [God] Zich door hem heeft laten verbidden”. Het gaat niet om het feit alleen, dát God Zich heeft laten verbidden, maar er staat “hoe” God Zich heeft laten verbidden. Dat ziet meer op de manier waarop Manasse heeft gebeden en op Gods welwillende aanvaarding van zijn gebed.

In het tweede document staan echter “ook al zijn zonden en zijn ontrouw, en de plaatsen waarop hij [offer]hoogten gebouwd en gewijde palen en afgodsbeelden opgesteld heeft, voordat hij vernederd werd”. Manasse heeft de pen van de geschiedschrijvers in beweging gezet. Er is heel wat over hem te vertellen, zowel ten goede als ten kwade.

Het mooie van het verslag dat we van de bekering van Manasse in de heilige Schrift hebben, is dat geen zondaar hoeft te wanhopen. Er is bekering mogelijk voor de grootste zondaar. Tegelijk moet iedere zondaar wel beseffen dat van alle daden die hij heeft gedaan, een nauwkeurig verslag wordt vastgelegd. Dat gebeurt ook met alle woorden die mensen in de Naam van de Heer tot hem hebben gesproken om hem over zijn zonden aan te spreken. Als er geen bekering komt, zal dat alles tegen hem getuigen voor de grote, witte troon (Op 20:11-15).

De slotopmerking van de kroniekschrijver over Manasse gaat over zijn dood (2Kr 33:20). Als hij sterft, wordt hij begraven in zijn huis, dat is in de tuin van zijn huis (2Kn 21:18). Waarom hij niet wordt begraven bij zijn vaderen, is niet duidelijk. Zijn zoon Amon volgt hem als koning op.

Copyright information for DutKingComments