2 Chronicles 34:8

Zorg voor het huis van de HEERE

In deze verzen zien we de derde fase van de opwekking en dat is het herstel van de tempel. Na de reiniging, wat we negatief kunnen noemen, er wordt iets weggedaan, komt nu het herstel, wat we positief kunnen noemen, er wordt iets opgebouwd. We zijn “in het achttiende jaar van zijn regering” (2Kr 34:8). Josia is dan zesentwintig en geen pasbekeerde meer (1Tm 3:6). Hij kan zorg gaan dragen voor de tempel. Josia heeft een eigen relatie met God, Die “zijn God” wordt genoemd.

Wie God zo kent en liefheeft, heeft ook Zijn huis lief. Zo iemand zal luisteren naar de instructies over zijn gedrag in het huis van God. Herstel van Gods huis heeft ermee te maken dat wij ons in Gods huis gedragen op een wijze die past bij Hem van Wie het huis is en Die Zijn gedragsregels voor Zijn huis heeft opgesteld (1Tm 3:15). Verwarring in Gods huis is het gevolg van het opstellen van regels door mensen. Waar dat het geval is, moet dat worden gecorrigeerd.

Dit gedrag in Gods huis gaat allen aan. Het herstellen van wat verkeerd is gegaan, is de zorg van allen. Zo hebben de Levieten geld verzameld uit het hele land om daarmee de tempel te herstellen (2Kr 34:9). Het huis van God is niet het eigendom of de zorg van een klein groepje in Juda.

Dit is ook op ons van toepassing. De geestelijke gezondheid van een plaatselijke gemeente hangt af van wat de afzonderlijke leden inbrengen. Als ieder een goede bijdrage levert, wordt de tempel als woonplaats van God weer volledig aan God toegewijd.

Trouwe mensen gaan aan het werk om het huis van de HEERE te herstellen. Er zijn twee soorten uitvoerders (2Kr 34:10). Er zijn uitvoerders die toezicht houden en er zijn uitvoerders die repareren en herstellen. Deze twee categorieën kunnen we in het Nieuwe Testament herkennen in de opzieners of herders en de leraren. Deze uitvoerders voorzien de ambachtslieden en bouwlieden van de nodige materialen (2Kr 34:11).

De tempel is in verval geraakt. Daarvoor zijn de koningen van Juda verantwoordelijk (2Kr 34:11b). De tempel is voor ons een beeld van de gemeente (1Ko 3:16) en van het lichaam van de gelovige (1Ko 6:19). Uit beide moet alles worden verwijderd wat in tegenspraak is met Hem Die erin woont, dat is God de Heilige Geest. Na het reinigen van het land – het dagelijks leven –, moeten het samenkomen van de gelovigen als gemeente en het hart van de gelovigen worden gereinigd.

De materialen zijn gehouwen stenen en hout. In de stenen kunnen we een beeld zien van de gelovigen, die “levende stenen” (1Pt 2:5) worden genoemd. Zij worden ingevoegd in de tempel. Het ziet erop dat gelovigen onderwezen worden over hun plaats in de gemeente. Het hout wordt gebruikt voor “de verbindingsstukken”. Hierin kunnen we een beeld zien van de groei van de gelovigen in samenhang met andere gelovigen.

Het hout wordt ook gebruikt om vervallen huizen “van een zoldering te voorzien”. Dit verwijst ons naar de manier waarop wij denken. Wij moeten als koningen – dat zijn we door het geloof geworden (Op 1:6) – oog hebben voor de open plekken in ons denken. Het gaat om het onderkennen van het gevaar dat boze machten uit de hemelse gewesten ons denken beïnvloeden. Daarom moeten we “de helm van de behoudenis” (Ef 6:17) op ons hoofd, op ons denken, zetten.

Het verval van Gods huis is veroorzaakt door de ontrouw van de mens. Alleen trouwe mensen kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan het herstel van Gods huis (2Kr 34:12). De apostel Paulus is zo’n trouwe werker. Hij kan zeggen dat de Heer “hem trouw heeft geacht” (1Tm 1:12). Timotheüs is ook zo’n trouwe werker. Paulus noemt hem zijn “trouw kind in [de] Heer” (1Ko 4:17).

De leidinggevenden zijn Levieten “die goed muziekinstrumenten konden bespelen”. We zien hier een mooie harmonie tussen de dienst aan God – Hem eren op welluidende wijze – en de dienst aan de heiligen – hen leiden in het bezig zijn met Gods huis. Deze Levieten met hun welluidende muziek worden speciaal verbonden met “de lastdragers” en “ieder die het werk uitvoerde” (2Kr 34:13). Zware lasten en allerlei werk worden lichter als we eraan denken voor Wie we ons werk doen. Als bij ons werk de Heer Jezus voor onze aandacht staat, worden we blij en dankbaar dat we Hem mogen dienen. We ervaren dan de waarheid van Zijn woorden: “Mijn juk is zacht en Mijn last is licht” (Mt 11:30).

Levieten geven niet alleen leiding. Er zijn er ook die direct bij het dienstwerk betrokken zijn als “schrijvers, beambten en poortwachters”. Sommigen noteren alles wat er gebeurt, anderen zien toe op de bouw en weer anderen bewaken. Het is de tragiek van de christenheid dat het opzienerschap een status boven de andere gelovigen is geworden. We zien dat in de kerkelijke hiërarchie zowel in het protestantisme als in het rooms-katholicisme. Opzieners hebben een taak te midden van of onder Gods volk en niet erboven (Mt 23:9-10; Hd 20:28; 1Pt 5:2-3).

Copyright information for DutKingComments