2 Chronicles 5:3

De ark in de tempel gebracht

Vervolgens brengt Salomo de ark over naar de tempel (2Kr 5:2). Dat herinnert aan wat David deed, toen hij de ark op Sion bracht in de tent die hij ervoor had gemaakt. Alles in de tempel is groter dan in de tabernakel, behalve de ark. Dat bepaalt ons erbij dat de Heer Jezus altijd Dezelfde is, in de glorietijd van de gemeente en ook in de dagen van verval waarin wij nu leven. Of er nu twee of drie als gemeente samenkomen of tweehonderd of driehonderd, Hij is even Persoonlijk aanwezig als het ene Middelpunt. In aansluiting hierop kunnen we in het overbrengen van de ark naar de tempel een beeld zien van het vormen van een plaatselijke gemeente waar de Heer Jezus in het midden is.

De inwijding van de tempel vindt plaats tegelijk met een groot feest. Het feest, “dat van de zevende maand” (2Kr 5:3), is het Loofhuttenfeest. De tabernakel is opgericht op de tijd van het Pascha (Ex 40:2); de gemeente is gevormd tijdens het Pinksterfeest (Hd 2:1). Het Loofhuttenfeest wordt gevierd als alle oogsten zijn ingezameld, dat wil zeggen de oogsten van koren, wijn en olijven. Het is een feest van rust. De zegen van het land wordt genoten door een volk dat in het land woont met de woonplaats van God in hun midden. Dit is een schitterend beeld van wat de gemeente is en wat er beleefd wordt als de Heer Jezus Zijn plaats krijgt in de gemeente.

De ark wordt ‘opgenomen’ (2Kr 5:4), dat wil zeggen dat de Levieten de ark op de juiste manier gaan transporteren, namelijk op hun schouders (Nm 7:9; Dt 10:8). De ark krijgt nu zijn definitieve plaats in het “huis van rust” (1Kr 28:2). De ark is later voor altijd verloren gegaan, bij de verwoesting van de tempel door Nebukadnezar (Jr 3:16). Hij wordt vervangen door de Heer Jezus, van Wie de ark een beeld is, als Hij op aarde komt. De ark is een plaats van rust, hij is “de voetbank van de voeten van onze God” (1Kr 28:2). Dat is de Heer Jezus voor God en ook voor ons. Christus Zelf vindt rust te midden van de gemeente.

Niet alleen de ark, ook “de tent van ontmoeting [of: de tent van de samenkomst] … met alle heilige voorwerpen die in de tent waren”, wordt meegenomen (2Kr 5:4-5). Voor dit laatste heeft Salomo geen opdracht ontvangen. De tent is vervangen door de tempel. Daarmee heeft de tent afgedaan. Ook de voorwerpen die in de tent zijn, zijn voor de tempel niet nodig, want alles staat erin.

Alles gaat gepaard met veel offers (2Kr 5:6) die worden gebracht op het altaar dat Salomo heeft gemaakt. Ark en altaar zijn nauw aan elkaar verbonden. Ze zijn een tijd gescheiden geweest, maar worden hier herenigd. Het wijst erop dat de plaats van aanbidding (altaar) de plaats is waar de Heer Jezus is (ark).

De ark gaat “naar het binnenste heiligdom, tot in het heilige der heiligen, tot onder de vleugels van de cherubs” (2Kr 5:7-8). Dat geeft de volkomen bescherming van de ark aan. De ark is niet door enige kwade invloed van buiten aan te tasten. Dan worden de draagbomen eruit getrokken (2Kr 5:9), wat aangeeft dat de ark zijn rustplaats heeft gevonden. Dit is de plaats die David ervoor heeft begeerd, gezocht en gevonden (Ps 132:3-5). Hij hoeft niet meer te worden rondgedragen. De draagbomen worden echter niet helemaal van de ark losgemaakt. Ze blijven eraan verbonden en zijn daardoor een voortdurende herinnering aan de tocht door de woestijn. Zo is het ook bij de Heer Jezus. Hoewel Hij nu in de hemel is, zal er altijd de herinnering zijn aan Zijn omwandeling op aarde.

In de ark bevinden zich de twee stenen tafelen, de kruik met manna en de staf van Aäron die gebloeid heeft (Hb 9:4). Toch staat hier dat alleen de twee stenen tafelen erin zijn (2Kr 5:10). Alle drie samen geven ze een beeld van het leven en het sterven van de Heer Jezus. Het manna is Christus zoals Hij op aarde geleefd heeft en gestorven is. Manna is het voedsel van Israël in de woestijn. Christus is het manna voor ons. We zijn hier echter niet meer in de woestijn. Daarom is hier geen sprake meer van de kruik met manna (vgl. Jz 5:12). Ook vinden we hier geen bloeiende staf. Christus is niet alleen in de dood gegaan, Hij is ook opgestaan. Hij leeft voor ons. Dat zien we in de dienst van Aäron. Een volk in het land heeft echter geen priester als Aäron nodig.

Wat overblijft, zijn de stenen tafelen, dat is het verbond van de HEERE. Zij geven de relatie weer die er is tussen God en Zijn volk. Die relatie blijft eeuwig voortbestaan. De stenen tafelen zijn de uitdrukking van Gods wil, die altijd blijft: “Het Woord van [de] Heer blijft tot in eeuwigheid” (1Pt 1:25a).

Copyright information for DutKingComments