2 Corinthians 3:3

Een brief van Christus

2Ko 3:1. Het laatste vers van het vorige hoofdstuk kan de indruk wekken dat Paulus zich tegenover de Korinthiërs opnieuw wil bewijzen. Dat is natuurlijk niet zo. Hij is toch geen onbekende voor hen? Ze weten toch wie hij is? Is het dan nodig dat hij zichzelf aanbeveelt? Of moeten anderen hem soms introduceren bij de Korinthiërs? Geloven ze niet dat hij werkelijk iemand is die zijn leven in dienst van zijn Heer heeft gesteld?

Ja, er zijn wel anderen die met een aanbevelingsbrief in de gemeente in Korinthe kwamen. Dat zijn onbekenden. Om te voorkomen dat valse broeders, mensen met onoprechte motieven, zich bij de gelovigen zouden voegen, was het gebruikelijk dat men een aanbevelingsbrief bij zich had. Een aanbevelingsbrief is een schriftelijk getuigenis dat anderen geven over de persoon die de brief bij zich heeft. Er kan door zo’n brief van worden uitgegaan dat men met een vertrouwd iemand te maken heeft.

In Handelingen 9 vind je een gesproken getuigenis (Hd 9:26-27); daar wil de pas tot bekering gekomen Saulus zich bij de discipelen voegen. De gelovigen zijn, en dat is begrijpelijk, bang dat dit een list van deze christenvervolger is. Barnabas, een broeder in wiens oordeel de discipelen vertrouwen hadden, brengt uitkomst met zijn getuigenis van wat er met Saulus is gebeurd.

In de tijd van verwarring waarin wij leven, heeft zo’n brief nog steeds een nuttige functie. Je weet daardoor dat je te maken hebt met een gelovige die door anderen als een gelovige wordt gekend. Je hoeft daarom niet af te gaan op het eigen getuigenis van de persoon in kwestie. Ook in het maatschappelijke leven wordt soms naar iemands ‘geloofsbrieven’ gevraagd. Dat is altijd een getuigenis dat een ander over iemand geeft.

Het is belangrijk dat in de gemeente van God naar zulke getuigenissen wordt gevraagd als het iemand betreft die niet bekend is bij de plaatselijke gemeente. Als dat niet gebeurt en iedereen zich vrij onder de gelovigen kan begeven zonder zich te hoeven verantwoorden, is wanorde en dwaling het onherroepelijke gevolg. Het getuigt van zorg voor de gemeente van God als een plaatselijke gemeente hiermee rekening houdt.

2Ko 3:2. Maar zo hoeven de Korinthiërs toch niet met Paulus te handelen? Als er al sprake moet zijn van een ‘geloofsbrief’ van Paulus, dan zijn de Korinthiërs dat zelf in persoon. Iedereen die het maar wil zien, kan aan de gelovigen in Korinthe opmerken dat zij het resultaat zijn van de dienst die Paulus onder hen heeft gedaan. Zij staan geschreven in het hart van de apostel. Hij draagt hen voortdurend ‘op zak’. Hij kan hen zo ‘tevoorschijn halen’ wanneer erom gevraagd wordt. Als aan Paulus gevraagd wordt naar de manier waarop hij in de dienst voor de Heer bezig is, kan hij op hen wijzen. Alle mensen kunnen aan de gelovigen in Korinthe zien dat hij Christus aan hen heeft gepredikt. In Hem hebben ze geloofd en voor Hem willen ze leven.

2Ko 3:3. Zij zijn wel de ‘aanbevelingsbrief’ van Paulus, maar wat op die brief geschreven staat, is Christus. Zij zijn een brief van Christus. Christus wordt zichtbaar in hun leven. De Heilige Geest heeft door middel van de prediking van Paulus Christus in hun harten geschreven.

Alle gelovigen in Korinthe samen vormen deze brief. Het is mooi om eraan te denken dat alle gelovigen van de plaatselijke gemeente nodig zijn om ‘de brief’ in zijn geheel te kunnen lezen. Iedere gelovige mag weer een ander aspect van Christus in zijn leven vertonen. We hebben elkaar nodig om weer te geven wat er in ‘de brief’ staat, dat is Christus.

Dat neemt natuurlijk niet weg dat ook je persoonlijk leven een brief is. Je leven wordt ‘gelezen’ door andere mensen. Wat lezen ze in jouw leven? Maar zoals het hier staat, gaat het toch om de gelovigen gezamenlijk.

Het schrijven van deze brief is het werk van “[de] Geest van [de] levende God”. Alleen Hij is in staat dit in ons te bewerken. Wij zijn het levende materiaal waaraan en waarmee Hij werkt. Hij heeft in onze harten geschreven Wie Christus is, opdat Die zichtbaar wordt in ons leven. Je hebt Christus immers in je hart toegelaten? Uit het hart “zijn de uitingen van het leven” (Sp 4:23). Alles wat je doet in je hele leven, vindt zijn oorsprong in je hart. In je hart staat nu Christus geschreven. Je kunt Hem dan ook laten zien in heel je doen en laten.

Zoiets is voor de wet, die op stenen tafelen was gegraveerd, onmogelijk. Christus en de wet zijn niet hetzelfde, maar Christus en de wet zijn ook niet in strijd met elkaar. De Heer Jezus heeft ernaar verlangd de wet te volbrengen en Hij heeft dat ook gedaan. Het verschil is dat in Christus alles van God zichtbaar is geworden, zodat Hij kon zeggen: “Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien” (Jh 14:9), terwijl in de wet iets, niet alles, van God zichtbaar is geworden. De wet heeft de rechtvaardige eisen van God aan de mens voorgehouden, maar geen mens heeft zich aan de wet gehouden. Daardoor is er niets terechtgekomen van een getuigenis van God tegenover de mensen in de wereld. Eerder het tegendeel is waar, zoals je verderop in dit hoofdstuk zult zien: de wet brengt oordeel, vloek en dood over de mens.

2Ko 3:4-5. Dat het nu wel mogelijk is om Christus in de wereld te laten zien, ligt niet aan je eigen inspanning. Je mag “door Christus op God” vertrouwen voor wat je nodig hebt om een goed leesbare brief van Christus te zijn. In jezelf ben je niet bekwaam, heb je geen kracht. Als je het kunt waarmaken, is dat slechts mogelijk in Gods kracht. Daar mag je dan ook ten volle op rekenen. Paulus is zich bewust dat ook hij geen bekwaamheid in zichzelf heeft om zijn dienst goed uit te oefenen, maar dat zijn bekwaamheid “uit God” is. God is de bron van kracht voor zijn dienst.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 3:1-5.

Verwerking: Hoe kun jij een duidelijk leesbare brief van Christus zijn?

Copyright information for DutKingComments