2 Corinthians 3:8

Het oude en het nieuwe verbond

2Ko 3:6. Paulus is zich ervan bewust dat hij in zichzelf geen bekwaamheid bezit, maar dat alle bekwaamheid die hij bezit, uit God is. Die gedachte brengt hem ertoe iets te gaan zeggen over het “nieuwe verbond”. Daarvan is hij een dienaar en niet van het oude verbond, zoals zijn tegenstanders kennelijk zijn. We moeten het verschil tussen deze twee verbonden goed zien.

Ik zal er iets in het algemeen over zeggen. Het oude verbond is gesloten tussen twee partijen: God en Zijn aardse volk Israël. Beide partijen hebben in dit verbond bepaalde verplichtingen op zich genomen. Israël beloofde gehoorzaam te zijn aan de wet. God, op Zijn beurt, zou hen, als ze gehoorzaam waren, daarvoor zegenen. Dit oude verbond is van de kant van Israël in alle opzichten met voeten getreden en verbroken. Ze hebben het recht op elke zegen verspeeld door hun ongehoorzaamheid en opstand tegen God. God zou hen, in plaats van te zegenen, daarvoor moeten straffen. Maar hoe zou het dan gaan met alle zegeningen die God had beloofd? Zouden die allemaal komen te vervallen?

God heeft daarom een nieuw verbond opgericht, ook weer met Israël, maar dit keer op een speciale manier. Die speciale manier bestaat hierin, dat God niets meer van Zijn volk eist, maar dat Hijzelf alle voorwaarden zal vervullen. Het volk is geen partij meer waarvan nog iets wordt verwacht. Gód doet alles wat nodig is. Hij komt tegemoet aan wat het volk zou moeten doen en volbrengt Zelf de door Hem gestelde voorwaarden.

Het nieuwe verbond is het verbond dat God met Zijn aardse volk Israël zal sluiten en waarbij de voorwaarden anders liggen dan bij het oude verbond. Bij het oude verbond heeft het volk bepaalde verplichtingen op zich genomen. Dat gebeurde bij de berg Sinaï. Daar zeggen zij, tot drie keer toe: “Alles wat de HEERE gesproken heeft, zullen wij doen” (Ex 19:8; Ex 24:3; 7). Dan geeft God de voorwaarden, zoals die neergelegd zijn in de wet.

Bij het nieuwe verbond neemt God alle verplichtingen op Zich. Hoe dat nieuwe verbond werkt, wordt op een prachtige manier in Hebreeën 8 beschreven (Hb 8:8-13). Daar wordt duidelijk dat ook het nieuwe verbond met Israël en Juda – dat zijn de tien en de twee stammen, dat is het volk in zijn geheel – zal worden gesloten.

Wat je verder opvalt bij het lezen van dat gedeelte, is dat er steeds staat vermeld wat God zal doen. Je ziet dat aan het steeds terugkerende “Ik zal”. Je leest niets over een bijdrage die van het volk gevraagd wordt, zoals dat bij het oude verbond het geval was. Als God garant staat, is het onmogelijk dat er van het nieuwe verbond niets terecht zou komen.

Om nog een andere reden is dit onmogelijk. Deze reden heeft te maken met de grondslag waarop het nieuwe verbond is opgericht. Die grondslag is namelijk het bloed van de Heer Jezus Christus dat Hij heeft gestort op het kruis van Golgotha. Indrukwekkend zijn de woorden die de Heer spreekt, wanneer Hij het avondmaal instelt. Hij zegt dan van de drinkbeker: “Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed, dat voor u vergoten wordt” (Lk 22:20). In Mattheüs 26 wordt daaraan nog “tot vergeving van zonden” toegevoegd (Mt 26:28).

Hier zie je op welke wijze aan de voorwaarden is voldaan die oorspronkelijk aan het volk waren gesteld: de Heer Jezus heeft voorzien. God heeft Zijn Zoon gegeven, opdat Hij alles zou vervullen waarin de mens had gefaald. De grondslag van het nieuwe verbond is het bloed van Christus.

En nu terug naar 2 Korinthiërs 3. Paulus noemt zich een dienaar van het nieuwe verbond, terwijl hij toch een dienst heeft in verbinding met de volken en niet zozeer met Israël. Als je er echter aan denkt dat het nieuwe verbond is gegrond op het gestorte bloed van Christus, dan blijven de zegeningen en verantwoordelijkheden niet beperkt tot Israël.

Ook jij hebt daarom met het nieuwe verbond te maken. Niet in de zin dat jij met God in een verbondsrelatie staat, maar jij mag nu al genieten van de zegeningen van het nieuwe verbond omdat het bloed van de Heer Jezus voor jouw zonden is vergoten en God daarvan de volle waarde kent. Ook mag je nu al het voorrecht kennen dat Christus in je hart gegrift staat en dat je Zijn heerlijkheid mag openbaren in je leven. Israël zal pas van de zegeningen kunnen genieten, wanneer God de draad met Zijn volk weer heeft opgenomen. Dan zullen Gods wetten in hun harten geschreven staan en zullen zij de Heer kennen (Hb 8:10-11). Ik ben hier wat uitvoerig over geweest omdat het belangrijk is dat je begrijpt waarom Paulus zich een dienaar van het nieuwe verbond noemt.

Het laatste gedeelte van 2Ko 3:6 sluit hierop aan. Het nieuwe verbond is een verbond waarmee de levendmakende werking van de Geest verbonden is. Het oude verbond bestond uit letters op stenen tafelen. Het nieuwe verbond bestaat uit een werk van Gods Geest in harten van mensen – dat heb je ook in Hebreeën 8 gelezen.

2Ko 3:7-13. In de 2Ko 3:7-16 wordt in een soort tussenzin duidelijk gemaakt hoeveel heerlijker alles is wat met de Geest verbonden is, dan wat met de wet verbonden is. Dat gebeurt in de vorm van tegenstellingen. Je leest van de wet dat hij “de bediening van de dood” (2Ko 3:7) en “de bediening van de veroordeling” (2Ko 3:9) is. Daar staat tegenover wat genoemd wordt “de bediening van de Geest” (2Ko 3:8) en “de bediening van de gerechtigheid” (2Ko 3:9).

Als Mozes voor de tweede keer met de stenen tafelen van de berg komt, is er iets van Gods heerlijkheid aanwezig. De Israëlieten zien het gezicht van Mozes stralen. Dat komt doordat Mozes in de tegenwoordigheid van God is geweest; hij weerspiegelt Gods heerlijkheid. De Israëlieten worden daardoor verblind, zodat Mozes een doek voor zijn gezicht moet doen, anders kunnen ze niet eens naar hem kijken (Ex 34:29-35).

Toch is dit maar een klein beetje heerlijkheid en het volk wordt daardoor niet aangetrokken, maar wordt er juist bang voor. Daar komt nog bij, dat de wet van Mozes zijn betekenis had zolang de Heer Jezus nog niet was gekomen. In Romeinen 10 staat: “Christus is [het] einde van [de] wet tot gerechtigheid voor ieder die gelooft” (Rm 10:4). Nu Christus is gekomen, is voor ieder die gelooft de wet niet meer de basis van zijn verhouding tot God. De heerlijkheid van de wet is in die zin verdwenen, tenietgedaan.

2Ko 3:14-15. De ongelovige Israëlieten (en helaas ook veel christenen) die zich onder de wet plaatsen, zijn hier blind voor. Op hun hart rust een bedekking. Wanneer zij het Oude Testament lezen, kunnen ze daarin niet anders ontdekken dan een eisende God. Maar wie in het geloof de Heer Jezus heeft aangenomen, heeft geen bedekking meer als hij ‘Mozes leest’. ‘Mozes lezen’ wil zeggen de boeken van het Oude Testament lezen die door Mozes zijn geschreven. Voor ieder die Christus heeft leren kennen, is die bedekking tenietgedaan.

2Ko 3:16. Dat geldt ook voor het hele volk Israël in de toekomst. Wanneer zij tot de Heer terugkeren, wordt de bedekking weggenomen. Dan zullen zij in het Oude Testament ontdekken dat alles geschreven is met het oog op de Heer Jezus. Dat was de ‘ontdekking’ van de Emmaüsgangers en de discipelen (Lk 24:26; 44-46).

Zijn jouw ogen ook opengegaan? Geniet jij al van het Oude Testament omdat je daarin leest over de Heer Jezus? De Heilige Geest wil je graag op elke bladzijde van de Bijbel over Hem vertellen. De Geest Die het Oude Testament heeft laten opschrijven, heeft dat gedaan om de Heer Jezus daarin voor te stellen.

2Ko 3:17. Het hele Oude Testament ademt de Geest van de Heer Jezus. Dat is de betekenis van ‘de Heer nu is de Geest’. Ik heb wel mensen horen zeggen, nadat ze de Heer Jezus als Heiland en Heer hadden aangenomen: ‘Ik heb een andere Bijbel gekregen.’ Ze hadden natuurlijk dezelfde Bijbel, maar ze lazen die nu anders. De Heilige Geest had, vanaf het moment dat ze de zekerheid van de vergeving van zonden hadden, de vrijheid gekregen om hun de heerlijkheid van de Heer Jezus in het Oude Testament te laten zien. De bedekking was weg.

2Ko 3:18. Het is nu mogelijk om met open ogen de heerlijkheid van de Heer te bewonderen, zonder ook maar een ogenblik bang te zijn. Dat is een ongekend voorrecht. Hoe meer je je met de Heer Jezus bezighoudt als Degene Die nu verheerlijkt in de hemel is, des te meer zal dat ook van je afstralen. Je wordt erdoor veranderd, zodat én God én de mensen steeds meer van de Heer Jezus in je gaan zien.

Lees nog eens 2 Korinthiërs 3:6-18.

Verwerking: Welke verschillen zijn er tussen het oude en het nieuwe verbond? Hoe is het mogelijk om meer op de Heer Jezus te gaan lijken?

Copyright information for DutKingComments