2 Corinthians 4:13

De schat in aarden vaten

2Ko 4:7. De beginwoorden van dit vers laten een duidelijke aansluiting met 2Ko 4:6 zien. Om de waarde van wat volgt goed te kunnen beseffen, moet je eerst weten wat er met “deze schat” wordt bedoeld. Ook is het nodig dat je weet wat er met “aarden vaten” wordt bedoeld.

Je vindt in 2Ko 4:6 een omschrijving van ‘deze schat’. Het woord ‘schat’ geeft aan dat het om iets waardevols, iets kostbaars, gaat. Is de kennis van de heerlijkheid van God, die in Jezus Christus te zien is, niet een overweldigende zaak? Het is echt onvoorstelbaar hoe groot dat is! Vroeger was je buiten God, dwaalde je verdwaasd rond in het leven, had je geen hoop, bezat je niets, was je hart leeg. Nu heb je in je hart een schat waarvan je de waarde nauwelijks kunt beseffen. Je kent God omdat je de Heer Jezus hebt ontmoet en aangenomen. In Kolossenzen 2 staat dat in Christus “al de schatten van de wijsheid en kennis verborgen zijn” (Ko 2:3). Wat wil je nog meer? Meer is gewoon niet mogelijk.

En wat wordt er bedoeld met het aarden vat? Een vat is in de Bijbel vaak een woord waarmee een persoon of het lichaam van een persoon wordt bedoeld. Zo zegt de Heer Jezus van Paulus in Handelingen 9: “Deze is Mij een uitverkoren vat” (Hd 9:15). In 1 Thessalonicenzen 4 en in 1 Petrus 3 wordt dit woord ‘vat’ in dezelfde zin gebruikt (1Th 4:4; 1Pt 3:7). In ons vers staat er nog iets vóór. Het betreft hier een aarden vat. Daardoor komt de nadruk te liggen op de breekbaarheid ervan. In tegenstelling tot een schat, die iets kostbaars is, is een aarden vat van geringe waarde.

Dat Paulus de dingen op deze wijze voorstelt, is niet zonder reden. Het doet denken – en misschien heeft Paulus daar ook wel aan gedacht – aan de geschiedenis van Gideon in Richteren 7. Daar is sprake van een klein leger van slechts driehonderd man. Dit legertje moet het opnemen tegen een overmachtige vijand, die het volk Israël in slavernij houdt. Je leest welke ‘wapens’ Gideon aan zijn mannen uitdeelt: bazuinen, lege kruiken en fakkels die ze in de kruiken moeten doen (Ri 7:16). Je leest ook hoe ze deze wapens gebruiken: ze blazen op de horens, breken de kruiken en de fakkels worden zichtbaar (Ri 7:20). Hierdoor denken de vijanden dat ze door een geweldig leger zijn omsingeld en slaan ze op de vlucht.

Zie je al een overeenkomst met 2Ko 4:7 hier? De fakkel is de schat, ‘de lichtglans’, en de kruik is het aarden vat. Het gaat erom dat die schat in zijn volle glans in jouw leven naar buiten komt. Het gaat niet om jouw leven, jouw eigen persoon. Het is nodig dat je geen hoge dunk hebt van jezelf, het aarden vat, en dat je niet je eigen belangen zoekt. Eigendunk is misplaatst. Jij hebt in jezelf geen kracht om het licht te laten schijnen. Hoe meer jij je dat bewust bent, des te meer wordt de kracht van God in jou zichtbaar en des te helderder straalt het licht uit jouw leven naar buiten.

2Ko 4:8-9. Hoe dat bewerkt wordt, staat in deze verzen. Je leest aan de ene kant hoe het aarden vat verbroken wordt en aan de andere kant hoe de kracht van God er is om de schat naar buiten te laten komen. De opsomming in deze twee verzen is als volgt.

1. Aan de ene kant “in alles verdrukt” – daardoor wordt het aarden vat verbroken;

2. aan de andere kant “maar niet benauwd” – want de kracht van God geeft uitkomst.

Deze twee kanten zie je vervolgens ook bij

1. “geen uitweg ziende” – aarden vat, “maar niet geheel zonder uitweg” – de kracht van God zorgt voor een uitweg;

2. “vervolgd” – het aarden vat, “maar niet verlaten” – God is er met Zijn kracht;

3. “neergeworpen” – het aarden vat, “maar niet omkomend” – God voorkomt dat door Zijn kracht.

Als de zwakheid van het aarden vat wordt gevoeld, krijgt God de gelegenheid om Zijn uitnemende kracht te laten voelen. Anders zouden wij de eer krijgen en niet God, terwijl het er nu juist om gaat dat Hij de eer krijgt.

In Richteren 7 lees je hetzelfde. God wil voorkomen dat Israël zichzelf op de borst zal slaan (Ri 7:2). Daarom dunt Hij het leger uit tot driehonderd man en zegt dan: “Door de driehonderd man … zal Ik u verlossen” (Ri 7:7). Je begrijpt wel: hoe grondiger de kruik verbroken werd, des te duidelijker werd het licht van de fakkel zichtbaar.

Hiermee heb je tegelijk een – mogelijke – verklaring van beproevingen die je soms zelf meemaakt, of die je bij anderen ziet. Ze dienen ertoe om de schat zichtbaar te maken als de schat van God, terwijl wijzelf uit het zicht verdwijnen.

2Ko 4:10. Zo worden dienaars van God door de harde omstandigheden gedwongen “het sterven van Jezus” altijd voor de aandacht te hebben. Als je daarnaar kijkt, zie je je eigen dood. Zo word je ervoor bewaard dat je voor jezelf gaat leven. Zo komt er ruimte voor “het leven van Jezus”. Zijn leven komt dan in jouw handel en wandel, in je spreken en gedrag, tot uiting.

2Ko 4:11-12. Nu, daarom wordt Paulus altijd aan de dood overgegeven. Zie je dat hij zegt “altijd”? Wat hem overkomt, overkomt hem niet zomaar een keer. Zijn dienst van toewijding aan de Heer Jezus brengt hem in de grootste gevaren. Denk nog maar eens aan wat hij daarover in 2 Korinthiërs 1 heeft geschreven en lees maar wat hij daarover verderop in 2 Korinthiërs 11 zegt. Alles wat hem overkomt, heeft een prachtig gevolg voor de Korinthiërs. Hij zet zijn leven op het spel om anderen, onder wie de Korinthiërs, in het ware leven te laten delen.

2Ko 4:13. Zo’n leven als Paulus heeft gehad, is maar op één manier vol te houden: alleen in de kracht van het geloof. Hij bezit dezelfde geest van geloof die ook de gelovigen in het Oude Testament bezaten. Daarom haalt Paulus hier een vers uit Psalm 116 aan (Ps 116:10). Waar echt geloof aanwezig is, zal erover gesproken worden, juist te midden van alle tegenstand. Je kunt eenvoudig niet zwijgen.

2Ko 4:14. En als je er dan ook nog aan denkt dat God altijd het laatste woord heeft, dan kan het helemaal niet meer stuk. God heeft immers de Heer Jezus opgewekt? De Heer Jezus heeft het getuigenis dat Hij heeft gegeven ook met de dood moeten bekopen. Natuurlijk is aan Zijn dood veel meer verbonden dan alleen Zijn getuigenis. Hij heeft jou door Zijn dood gered van het oordeel. Maar hier gaat het erom, dat in de opwekking van de Heer Jezus een enorme bemoediging ligt.

God heeft Hem opgewekt. De bemoediging die hierin ligt, is dat God even zeker ook jou zal opwekken wanneer jij je getuigenis met de dood zou moeten bekopen. Dan kom je, samen met Paulus, vóór Hem te staan. Daaraan kan geen enkele omstandigheid in jouw leven iets veranderen. Het ligt vast in de macht van God.

2Ko 4:15. Als je zo aankijkt tegen de moeilijkheden die je in je dienst voor de Heer Jezus ervaart, zie je de genade van God schitteren. Hoe meer medegelovigen je mag dienen te midden van moeilijkheden en beproevingen, des te meer dankzegging zal er zijn, die is tot verheerlijking van God. Is het verbreken van het aarden vat niet de moeite waard, als je bedenkt dat het uiteindelijke resultaat is dat God verheerlijkt zal worden in al de Zijnen?

Lees nog eens 2 Korinthiërs 4:7-15.

Verwerking: Hoe ervaar jij dat je ‘een schat in een aarden vat’ hebt?

Copyright information for DutKingComments