2 Kings 2:1

Inleiding

Voordat Elia in de hemel wordt opgenomen, maakt hij samen met Elisa een tocht langs enkele van de bekendste plaatsen in Israël. Hij reist van Gilgal naar Bethel, daarna naar Jericho, en ten slotte naar de Jordaan. Elisa treedt later zelf ook in al deze plaatsen op (2Kn 2:18; 2Kn 4:38; 2Kn 6:2).

Deze plaatsen zijn bekend uit de vroegere geschiedenis van het volk van God:

1. Gilgal is de plaats van de besnijdenis, het uitgangspunt voor de verovering van het beloofde land (Jz 4:19; Jz 5:9; Jz 10:43).

2. Bethel kennen wij al uit het boek Genesis. Het is de plaats waar God Zich openbaart aan de aartsvader Jakob en waar Hij hem Zijn onvoorwaardelijke beloften van zegen schenkt; Bethel is de plaats waar God wil wonen – Bethel betekent ‘huis van God’ (Gn 28:11-19; Gn 35:1-4; 14-15).

3. Bij Jericho openbaart de HEERE Zich aan Jozua als de Vorst van het leger van de HEERE, de Aanvoerder van Zijn legermacht (Jz 5:13-15). Jericho is het geweldige bolwerk dat de Israëlieten de toegang verspert tot het beloofde land, maar dat valt voor de macht van Israëls God (Jz 6:20-21).

4. De Jordaan is de rivier die de Israëlieten belet het land binnen te gaan, waarvan de wateren echter worden afgesneden voor de ark van het verbond van de HEERE, zodat geheel Israël op het droge kan overtrekken (Jz 3:1; 14-17).

Helaas is het in de dagen van Elia en Elisa niet meer zo, dat deze plaatsen uitsluitend getuigen van de grote daden van God. Het zijn veelmeer monumenten van de zondigheid van het volk geworden, plaatsen van verwording en afgodendienst. Jerobeam heeft de kalverendienst, die stamt uit Egypte, ingevoerd in Bethel en in Dan (1Kn 12:28-29). De profeten Hosea en Amos veroordelen de afgodscultus in Bethel, samen met die in Gilgal (Hs 4:15; Hs 9:15; Hs 12:12; Am 4:4; Am 5:5).

Jericho staat evenmin gunstig bekend. Het is de stad van de vloek, die volgens Gods bevel niet herbouwd had mogen worden. In de dagen van Achab is dit toch gebeurd, nog wel door een inwoner van Bethel. Deze man heeft zijn overtreding van het woord van de HEERE moeten betalen met het leven van twee van zijn zonen (Jz 6:26; 1Kn 16:34). Het is merkwaardig dat juist dit feit van de herbouw van Jericho de schakel vormt tussen Achabs ongerechtigheden – het sluit de opsomming daarvan af (1Kn 16:28-34) – en het plotselinge optreden van Elia als oordeelsprofeet (1Kn 17:1). Het is alsof met de herbouw van Jericho het toppunt van de ongerechtigheid is bereikt en het oordeel over het volk en zijn goddeloze vorst onafwendbaar is geworden.

Terwijl hij langs deze plaatsen trekt, neemt Elia afscheid van zijn aardse loopbaan. Hij zal daarbij hebben gedacht aan alles wat God voor Israël heeft gedaan, maar tevens aan Israëls verval en afval van hun bevoorrechte positie. God neemt hem buiten het beloofde land op in Zijn heerlijkheid, nadat hij met Elisa door de Jordaan is getrokken. Het lijkt erop dat God hem dit eerbewijs niet kan schenken in het land dat zozeer van Hem is afgeweken.

Zijn opneming kan niet gebeuren in Gilgal, of in Bethel, of in Jericho, of aan landzijde van de Jordaan. Elia moet telkens verder trekken, totdat God hem in het Overjordaanse wegneemt van de aarde. Wij zouden bijna zeggen dat het een variant is op wat er met Henoch is gebeurd. Van Henoch lezen we dat hij “wandelde met God, en hij was niet [meer], want God nam hem weg” (Gn 5:24; Hb 11:5). Elia behaagt God, evenals Henoch dat heeft gedaan, en God eert hem door hem op te nemen in de hemel, evenals Hij met Henoch heeft gedaan.

Deze laatste reis van de profeet is echter ook van grote betekenis voor Elisa, die hem trouw vergezelt en niet van zijn zijde wil wijken. Voor Elisa is deze lange tocht enerzijds een goede gelegenheid om zich voor te bereiden op het afscheid van zijn leermeester en anderzijds is het een goede introductie tot zijn eigen loopbaan. Wij zien hem hier naast zijn geëerde meester wandelen, wiens werk hij moet voortzetten. Hij is niet alleen de metgezel van Elia, maar ook diens opvolger. Als zijn meester in de hemel is, moet hij diens taak hier beneden voortzetten.

Dat is voor ons als christenen, die verbonden zijn met een Heer in de hemel, een belangrijke les. Wij dienen een verheerlijkte Heer en mogen Hem hier op aarde ‘vertegenwoordigen’. Wij doen dit in de kracht van de Heilige Geest Die Hij ons vanuit de hemel heeft gegeven. Zoals de geest van Elia op Elisa rust, heeft Christus ons Zijn Geest geschonken, opdat wij leesbare brieven van Hem zullen zijn (2Ko 3:2-3).

Maar wij hebben ook behoefte aan de nodige voorbereiding om Hem op waardige wijze te kunnen dienen. Wij zullen moeten wandelen aan Zijn hand en Hem moeten volgen waar Hij ons leidt. Hoewel Elisa hier tot driemaal toe op de proef wordt gesteld, blijft hij onafscheidelijk aan de zijde van Elia (2Kn 2:2; 4; 6). Samen trekken ze verder en gaan ze zelfs op het droge door de Jordaan, de doodsrivier. “Zo gingen zij beiden verder” (2Kn 2:6; vgl. Gn 22:6; 8; Ru 1:19).

Als wij met de Heer wandelen, leidt Hij ons van stap tot stap voort, van de ene ‘halteplaats’ naar de andere. Wij zullen dan ook evenals Elia en Elisa de situatie van Gods volk in ogenschouw moeten nemen. Wij zullen op onze beurt worden geconfronteerd met het diepe verval, het verderf dat zijn intrede heeft gedaan te midden van wat nu het volk van God op aarde is, de belijdende christenheid.

Hemelvaart en Gilgal

De nadruk ligt op de hemelvaart van Elia. Elia is daarmee ook een beeld van de Heer Jezus Zelf en van de gelovigen van de gemeente die ook naar de hemel zullen gaan. In Elia zien we het feit dat de Heer Jezus door de dood en opstanding is heengegaan en Zijn plaats in de hemel heeft ingenomen. In Elisa zien we een beeld van de Heer Jezus Die door de Geest van God vandaag op aarde een getuigenis voor God in stand houdt. Elia wordt vervangen door Elisa. Elia is ook een beeld van Johannes de doper, de voorloper van de Heer Jezus, en Elisa is een beeld van de Heer Jezus, Die komt met zegen na Johannes, zoals Elisa na Elia met zegen komt.

Het getuigenis op aarde wordt afgelegd in de Geest van Hem Die naar de hemel is gegaan. Dit getuigenis is vaak vergeten, maar getrouwen mogen dat in dagen van verval weer zien en laten zien. Elia heeft het afvallige volk achter zich gelaten door zijn doorgang door de Jordaan, maar Elisa gaat terug om een dienst te doen die als het ware vanuit de hemel begint. Om die dienst goed te kunnen verrichten krijgt Elisa onderwijs aan de hand van de vier plaatsen waarlangs hij met Elia trekt.

De dagen van de opneming van Elia zijn het uitgangspunt van dat onderwijs. Het onderwijs toont wat God gedaan heeft en wat het volk daar vervolgens mee gedaan heeft. Bij elke dienst is het belangrijk te weten hoe God over de dingen denkt die we ontmoeten en ook te zien hoe de mens daarmee is omgegaan.

De ‘storm’ en het ‘vuur’ – in de vuurwagen getrokken door vuurpaarden – waarin de HEERE Elia in de hemel opneemt (2Kn 2:1; 11), zijn verschijnselen die in het Oude Testament vaker voorkomen. We zien ze bij een openbaring of een persoonlijk ingrijpen van de HEERE God (Ex 3:2; Ex 24:17; 1Kn 19:11-12; Jb 38:1; Jb 40:1; Ps 18:9; Ps 50:3; Ps 104:3-4; Js 30:27; Js 66:15; Ez 1:4; Zc 9:14).

Het gaat echter niet alleen om indrukwekkende natuurverschijnselen, die trouwens treffend passen bij het karakter van Elia als oordeelsprofeet. ‘Stormwinden’ en ‘vuurvlammen’ staan ook voor engelenmachten (Hb 1:7). Daarom kunnen wij ons de wegneming van Elia als volgt voorstellen: de HEERE komt Zelf als de Vorst van Zijn hemelse legers, omringd door Zijn machtige engelen (vgl. 2Kn 6:17), om Zijn trouwe strijder in de hemel op te nemen.

Wat een eerbetoon voor Elia. God neemt hem weg, zoals Hij vroeger met Henoch heeft gedaan en zoals Hij dat binnenkort doet met de levenden die overblijven tot de komst van de Heer. God neemt hem weg, opdat hij de dood niet zal zien, maar – in een ondeelbaar ogenblik veranderd – de hemel zal binnengaan (vgl. Gn 5:24; 1Ko 15:51-52; 1Th 4:15-18; Hb 11:5).

In Elia zien we de Heer Jezus terugkeren naar de hemel en in Elisa zien we dat de Heer Jezus door de Geest op aarde is gekomen om getuigenis af te leggen. Het getuigenis wordt afgelegd in de Geest van Hem Die naar de hemel is opgevaren. Beide aspecten maken het wezen van het christendom uit, dat is

1. een verheerlijkte Mens in de hemel en

2. God de Heilige Geest op aarde.

Ware dienst wordt gedaan naar de mate dat wij een indruk hebben gekregen van de verheerlijkte Mens aan de rechterhand van God. Het beeld dat we daarvan hebben, zal ons getuigenis kenmerken.

Elisa is de hele weg met Elia meegegaan. Hij is zijn dienst niet pas begonnen na de hemelvaart van Elia. Het is in beeld de weg van het overblijfsel dat samen met de Heer Jezus op reis is en in de kracht van de Heilige Geest getuigenis aflegt. Het overblijfsel dat wordt voorgesteld in de discipelen die met de Heer Jezus op aarde zijn, vormt de kern van de gemeente.

Er staat niet dat Elisa met Elia meegaat, maar dat Elia met Elisa meegaat. Het is in feite de weg van Elisa, maar Elia gaat mee om hem Goddelijk onderwijs te geven. Het is het onderwijs dat nodig is voor dienaren van God.

We worden aan het begin van het hoofdstuk direct op de hoogte gebracht van wat er gaat gebeuren met Elia: hij zal worden opgenomen in de hemel. Zo horen we al vroeg in het evangelie naar Lukas dat de Heer Jezus naar Jeruzalem gaat, omdat “de dagen van Zijn opneming in vervulling gingen” (Lk 9:51). Over het kruis heen, dat is Zijn uitgang waarover Mozes en Elia met Hem spreken op de berg van de verheerlijking (Lk 9:30-31), richt de Heilige Geest het oog op Zijn opneming in de hemel.

Gilgal is de eerste plaats van onderwijs. In Gilgal is het volk besneden (Jz 5:7-9). Gilgal is ook de plaats van waaruit het volk vertrekt voor de verovering van Kanaän. Dit heeft voor ons een geestelijke betekenis. Wij hebben deel aan de besnijdenis van Christus, omdat wij met Hem zijn verenigd in het oordeel dat Hem in onze plaats heeft getroffen op het kruis (Ko 2:11). Dat is ons ‘Gilgal’, en daarvandaan mogen wij ons hemelse erfdeel in Christus in bezit nemen. Gilgal betekent ‘afwenteling’. Geestelijk is het de toepassing van de dood van Christus op ons vlees. In de dood van de Heer Jezus heeft God de smaad van de wereld van ons ‘afgewenteld’.

Wij moeten de onveranderlijke boosheid van ons vlees leren kennen. Daar begint voor de dienaar elke ware dienst. Zonder de les van Gilgal, dat wil zeggen het diepe besef van de onveranderlijke boosheid van ons vlees en Gods oordeel daarover, kunnen wij geen dienst doen. Dat Gilgal een plaats van afgoderij en verdorvenheid is geworden, heeft ons ook iets te zeggen. Als de les van Gilgal wordt vergeten, wordt Gilgal de plaats van de openbaring van het vlees. Wat God slecht noemt, wordt dan geroemd.

Copyright information for DutKingComments