2 Kings 5:15-18

Naäman wil Elisa belonen

Zonder pracht en praal gaat Naäman terug naar Elisa en gaat voor hem staan. Naäman is totaal veranderd. Dat is te zien aan zijn houding. Liefst vijf keer spreekt hij in de 2Kn 5:15-18 tot Elisa over zichzelf als “uw dienaar”. Dat is toch wel een enorme verandering ten opzichte van de arrogante houding die hij eerst had. Hij is ook veranderd in zijn belijdenis. Hij belijdt de God van Israël als de enige God op aarde. Wat zal Elisa graag hebben gewild dat het hele volk van God dit van harte beleed! Het is in elk geval bij koning Ahazia niet in zijn hoofd opgekomen om dat te belijden (2Kn 1:3; 6; 16).

Naäman wil Elisa bedanken. Hij wil een geschenk geven om zijn dankbaarheid te tonen en niet meer om zijn genezing te kopen. Dat komt door gebrek aan kennis. Elisa weigert dat geschenk. Hij wil vermijden dat Naäman aan zijn genezing toch een betaling verbindt. Elisa heeft wel eens geschenken aangenomen. Een dienaar moet leren geschenken aan te nemen, maar hij moet ook leren ze te weigeren. Bij de prediking van het evangelie moet het vermeden worden.

Naäman keert terug naar huis

Dan vraagt Naäman om een gunst. Hij wil wat aarde van Gods land meenemen naar zijn eigen land om daarop de HEERE offers te brengen. Daardoor zal hij zich ook herinneren dat hij een is met het volk van God en in de geest samen met hen de enige God aanbidden Die aanbidding toekomt.

We moeten op deze handelwijze van Naäman maar geen kritiek uitoefenen. Elisa doet dat ook niet. We kunnen Naäman zien als een pas bekeerd iemand, iemand die nog in zijn geloof moet groeien. Dan is veel geduld nodig. Hij is nog geen volgroeide gelovige. Daarbij heeft hij ook nog verplichtingen waar hij niet onderuit kan.

Dat Naäman dit allemaal zo zegt, getuigt van een gevoelig geweten. Hij ervaart het spanningsveld tussen het exclusieve aanhangen van de God van Israël en wat er van hem wordt verwacht in verband met zijn werk. En dat baart hem zorgen. Het ware te wensen dat het geweten van de Bethel bezoekende en Baäl kussende Israëlieten zou gaan spreken zoals het bij deze heiden het geval is.

De HEERE heeft Naäman niet alleen van zijn melaatsheid genezen, maar hem ook tot een trouwe en Godvrezende aanbidder gemaakt. Hij heeft zich letterlijk “van de afgoden tot God … bekeerd om [de] levende en waarachtige God te dienen” (1Th 1:9). Hij heeft bij de Jordaan niet alleen zijn melaatsheid verloren, hij heeft er ook zijn heidendom verloren. Dat blijkt duidelijk uit de verandering van zijn houding en uit zijn belijdenis.

De reactie van Elisa op wat Naäman zegt, is niet dat hij een preek gaat houden. Hij laat hem gaan in vrede in de overtuiging dat het met Naäman wel goed zal komen. De HEERE zal hem wel verder leiden. Zo gaat ook de kamerling zijn weg in vrede en met blijdschap nadat Filippus hem het evangelie heeft verkondigd en heeft gedoopt (Hd 8:39).

Copyright information for DutKingComments