2 Samuel 12:23

De dood van het kind

Er komt ook een directe straf op de zonde, na de belijdenis, vanwege de lastering door de vijanden van de HEERE die David door zijn daad heeft veroorzaakt. Die directe straf is de dood van het kind dat uit het overspel is geboren. De HEERE had het kind direct kunnen doden, maar Hij maakt hem eerst een week doodziek door een ongeneeslijke ziekte. Bathseba wordt nog “de vrouw van Uria” (2Sm 12:15) genoemd. Het benadrukt dat het kind is verbonden aan de zonde die David heeft gedaan.

Dat het kind sterft, is ook nog genade van God. Het voorkomt dat David moet leven met deze zoon die hem voortdurend aan de zonde van overspel zou hebben herinnerd. Deze genade wordt niet iedereen gegeven die zich in een dergelijke situatie bevindt. Dat betekent niet dat er voor zo iemand geen genade is. Als er waarachtig berouw over de zonde is, heeft God voor die situatie een andere vorm van genade. Waar de zonde ingang heeft gekregen, is er ook altijd genade bij God die verder gaat dan de zonde als op Hem een beroep wordt gedaan.

David kan en wil niet aannemen wat tegen hem is gezegd over zijn zoon. Wat hij hoort, brengt hem tot een intens zoeken van God voor het kind. Hij is volkomen gericht op deze nood. David weet ervan dat Gods hart te bewegen is. We leren van David wat bidden is. David neemt de boodschap niet aan als een noodlot. Hij kent God als een God Die op een besluit kan terugkomen. Dat is niet omdat het besluit niet goed zou zijn, maar omdat Hij ervoor gebeden wil worden. Onze gebeden hebben een plaats in Gods plan. Onze omgang met God bepaalt ons smeken.

Zoals gezegd neemt de HEERE niet direct het leven van het kind. Het duurt zeven dagen voordat het sterft. In die zeven dagen zoekt David God en vast. De nacht brengt hij liggend op de grond door. Dat houdt ook in dat na de belijdenis van 2Sm 12:13 er nog een periode volgt van bewustwording van wat er werkelijk is gebeurd. Dat is ook in ons leven nodig. Na falen en belijden kunnen we niet direct verdergaan. Herstel heeft tijd nodig.

David eet niet met de oudsten, dat wil zeggen dat hij geen contact met hen heeft. God gebruikt die zeven dagen (een volle periode) om David tot het bewustzijn te brengen van wat hij heeft gedaan. David zal ongetwijfeld zijn zonde in al zijn afschuwelijkheid voor God hebben gezien. Het kind is daarvan het resultaat. Tegelijk hoopt hij op genade van God om zijn zoon te laten leven. God doet dat niet. Dat is niet omdat Hij niet anders zou kunnen. Al vaker heeft God Zich laten verbidden. God doet het nu niet, mogelijk omdat Hij geen levende herinnering aan de zonde wil laten bestaan.

Als het kind op de zevende dag gestorven is, durven zijn dienaren dat niet tegen David te zeggen. Hoewel zij dicht bij hem leven, kennen ze hem toch niet goed. Zij bekijken de zaak uit menselijk oogpunt. Het gebedsleven is echter niet op natuurlijke wijze te bekijken. Als David hoort dat het kind is gestorven, neemt hij dat aan uit de hand van God. Dat is vertrouwen. Het vurig gebed moet samengaan met een volkomen vertrouwen op God. Zo bad de Heer Jezus in Gethsémané. Nadat Hij daar van Zijn gebed was opgestaan, kon Hij Zijn weg in vrede voortzetten.

Als het kind gestorven is, verandert Davids houding (2Sm 12:20). Hij staat op, wast en zalft zich, verkleedt zich en gaat naar de plaats waar de ark is. Daar buigt hij zich in aanbidding neer. De bidder is ook een aanbidder. Daarna eet hij weer. De dienaren vragen hem hoe dit kan. Hun vraag getuigt ervan dat er een goede relatie is tussen de dienaren en hun koning.

David vertelt hun van zijn diepe oefeningen in de tegenwoordigheid van de HEERE. Het resultaat is niet dat het kind is genezen, maar wel dat zijn vertrouwen in de HEERE is gesterkt. Hij spreekt niet over de dood van het kind als een onvermijdelijke gebeurtenis, maar als een zaak die hij uit de hand van de HEERE aanneemt. Hij berust in de wil van de HEERE, niet omdat hij niet anders kan, maar in het vertrouwen dat de HEERE weet wat het beste is.

Daarbij sluit hij zijn ogen niet voor de feitelijke situatie. Het kind is dood. Verder vasten heeft geen zin. Geen mens kan een dode tot leven roepen. Wat God genomen heeft, kan een mens niet terughalen, ook David niet. Er is wel iets anders mogelijk. In het geloof spreekt David erover dat hij naar het kind zal gaan. Zulke uitspraken zijn zeldzaam in het Oude Testament. Het is hem duidelijk dat het kind in de heerlijkheid is. Dat mogen we weten van alle jonggestorven kinderen.

Copyright information for DutKingComments