2 Timothy 1:10

Gods eigen voornemen

2Tm 1:9. Na de opdracht die Paulus zijn jonge vriend Timotheüs heeft gegeven en waarin hij ook jou heeft aangespoord, volgen twee verzen met een geweldige inhoud. Wat in deze verzen staat, is daarom zo geweldig omdat de inhoud ervan helemaal gaat over wat God in Christus Jezus met jou heeft gedaan. Het gaat niet over jou en je zwakheid of falen. Het gaat ook niet over het verval waardoor je zo ontmoedigd kunt raken en ook niet over vijandschap waardoor je bang wordt om te getuigen. Nee, deze verzen tillen je boven alle moeilijkheden uit en vertellen je over het voornemen van God dat Hij al had, voordat de wereld bestond, ”vóór [de] tijden van de eeuwen”. Zijn voornemen staat los van het hele probleem van de zonde en de gevolgen daarvan, waarvan pas sprake is, nadat de werelden geschapen zijn.

In Zijn voornemen heeft Hij ook aan jou gedacht. Hij heeft Zich voorgenomen om jou te “behouden”. En het is niet bij een voornemen gebleven. Hij heeft het ook uitgevoerd. Als wij ons iets voornemen, moeten we achteraf vaak constateren dat er niets van is terechtgekomen of dat er iets aan ontbreekt. Dat is bij God onmogelijk. Hij heeft je behouden. Dit is een daad van God die volmaakt is verricht (Ef 2:5) en niet kan worden tenietgedaan (Jh 10:28-29). Hij heeft die daad verricht door je te roepen. Door je te behouden heeft God je volkomen bevrijd van al je zonden en uit de macht van de zonde en van de wereld (Gl 1:4).

Hij heeft ook een doel met je leven. Hij heeft je een “heilige roeping” gegeven. Hij heeft je geroepen om heilig voor Hem te leven, afgezonderd van alles waarvan Hij je heeft verlost en volledig aan Hem toegewijd. Er is een machtige verandering gekomen zowel in je positie als in het doel van je leven. Wat je positie betreft, ben je veranderd van iemand die onder de toorn van God lag in iemand die behouden is. Je hoeft niet meer bang te zijn voor Gods oordeel. Wat je levensdoel betreft, ben je veranderd van iemand die alleen voor zichzelf leefde en de hel in het vooruitzicht had in iemand die voor God leeft en eeuwig bij Hem zal zijn.

Je begrijpt wel dat jij daar zelf niets aan hebt bijgedragen. Dat heeft God ook niet gevraagd en dat zou je ook niet kunnen. Jouw werken hebben alleen maar het oordeel over je afgeroepen. Nee, die geweldige verandering is alleen aan Gods “eigen voornemen” te danken. En jij hebt er deel aan gekregen door “[de] genade die ons gegeven is in Christus Jezus”. Genade herinnert je eraan dat jij geen enkel recht van jouw kant op deze zegeningen kon laten gelden. Het wijst op Gods soevereine voornemen. Voor de uitvoering van Zijn voornemen en om jou aan die genade deel te laten krijgen, heeft God tot Zijn grote vreugde in Christus Jezus een onwankelbare basis. In Hem heeft Hij Zijn raadsbesluit ook aan jou kunnen waarmaken.

Elke zegen die God aan welk mens dan ook geeft, geeft Hij nooit om wie de mens is, maar om Wie Christus Jezus is. Hij heeft Zich in Zijn voornemen laten leiden door Wie Christus Jezus is. God waardeert Zijn Persoon zo hoog, dat Hij Zijn hele voornemen aan Hem heeft verbonden. Jij kon in Zijn voornemen alleen een plaats hebben omdat Hij jou in Christus Jezus zag.

Kun jij begrijpen dat jij daaraan deel hebt gekregen? Ik voor mezelf niet. Maar het ligt ook niet aan mijn of jouw begrip of het waar is. Het is waar omdat God het heeft gedaan en wel, zoals al gezegd, vóór de schepping van de hemel en de aarde, “vóór [de] tijden van de eeuwen”. Dat garandeert tegelijk dat niets wat er sinds de schepping is gebeurd, aan dit voornemen van God ook maar het geringste kan veranderen.

2Tm 1:10. Toch zouden we van Gods voornemen niets hebben geweten als Hij dat niet had geopenbaard door de verschijning van onze Heiland Christus Jezus. Het voornemen van God was verborgen in Zijn raadsbesluit, maar God heeft Zijn voornemen geopenbaard toen Christus Jezus verscheen, in Wie Hij jou die grote genade tot deelname aan Zijn voornemen kon geven. Maar let op! Aan de naam ‘Christus Jezus’ laat Paulus de naam ‘Heiland’ voorafgaan. Het gaat om Zijn verschijning bij Zijn eerste komst op aarde. Toen kwam Hij als ‘Heiland’, wat ‘Behouder’ betekent.

Zie je door Wie God jou kon behouden? De naam ‘Heiland’ herinnert aan Zijn werk op het kruis. Het werk dat Hij daar heeft verricht, heeft aan God de mogelijkheid gegeven Zijn voornemen uit te voeren om jou te behouden en met een heilige roeping te roepen. Jij kon er slechts deel aan krijgen als de Heiland de dood zou tenietdoen. De dood, het loon van de zonde (Rm 6:23a), vormde de barrière voor de uitvoering van Gods voornemen. Die hindernis is door onze Heiland van zijn kracht beroofd, doordat Hij Zelf in de dood ging en daaruit weer opstond.

In Zijn opstanding is “leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht”. De kracht van het ‘leven’ dat Hem eigen is, is door Zijn opstanding bewezen. Zijn leven heeft getriomfeerd over de dood. Niet de dood, maar het leven is overwinnaar. Je zou dat niet hebben geweten als de Heer Jezus niet was gestorven en opgestaan. Je hebt eeuwig leven gekregen, want de Heer Jezus, de Zoon van God, is het eeuwige leven. Wie de Zoon heeft, heeft het leven (1Jh 5:12). De Zoon is de waarachtige God en het eeuwige leven (1Jh 5:20). Jij gelooft in de Heer Jezus, jij hebt de Zoon als je leven.

Er is nog iets aan het licht gebracht en wel ‘onvergankelijkheid’. Dat slaat op het lichaam. Het lichaam dat je nu hebt, is niet onvergankelijk. Hoe ouder je wordt, des te meer merk je hoe het aftakelt, hoe het inboet aan kracht en hoe het zijn jeugdige schoonheid verliest. Wanneer de Heer Jezus komt, krijg je een lichaam dat niet door slijtage is aan te tasten. Dat lichaam blijft in al zijn frisheid en ongereptheid tot in alle eeuwigheid bestaan. Ook dat is het resultaat van de overwinning die de Heer Jezus over de dood heeft behaald. Je ziet dat het allemaal waarheden, geloofsfeiten, zijn die volledig buiten jou om tot stand zijn gekomen. Dat geldt zowel voor het voornemen van God als voor wat de Heer Jezus heeft gedaan toen Hij op aarde verscheen.

Nu is er nog wel een vraag die beantwoord moet worden en dat is deze: Hoe heeft God ervoor gezorgd dat Zijn voornemen door jou zou worden gezien en dat jij het werk van de Heer Jezus zou aanvaarden als ook voor jou volbracht? Het antwoord op die vraag is: Dat is gebeurd “door het evangelie”. Het evangelie is het middel waardoor jij hebt gehoord over God en wat de Heer Jezus heeft gedaan en hoe noodzakelijk Zijn werk voor jou was. Toen je het evangelie aannam, ben je daardoor behouden geworden en heb je aan al deze geweldige dingen deel gekregen.

2Tm 1:11. God heeft Paulus aangesteld om dit evangelie te prediken. Deze blijde boodschap – dat is de betekenis van het woord ‘evangelie’ – predikte hij niet alleen tot de Joden. Dit voornemen van God dateert van vóór de grondlegging van de wereld en staat los van het onderscheid tussen Joden en heidenen. De dienst van Paulus in het evangelie strekt zich uit naar alle mensen van alle volken.

Voor deze dienst als “prediker” heeft hij een aanstelling van God gekregen. Je moet hierbij denken aan een heraut, een bode die met officieel gezag bekleed is om officiële boodschappen van bijvoorbeeld koningen of stadsraden door te geven. Hij mag daarbij niets aan de inhoud van de boodschap veranderen. Zo predikt Paulus het evangelie.

Ook heeft God hem aangesteld als “apostel”. Dat heeft meer te maken met een bepaalde positie. God heeft hem gezonden, en wie hem verwerpt, verwerpt God, zijn Zender.

Ten slotte is hij ook “leraar”. Hij leert de inhoud van het evangelie. Die inhoud is Christus Jezus. Paulus legt uit Wie Hij is en wat Hij heeft gedaan.

2Tm 1:12. Paulus gelooft met zijn hele hart in het evangelie. Als hij het predikt, legt hij zijn hele hart erin. Daar zitten de mensen, en zeker de Joden, niet echt op te wachten. Deze ijver van Paulus in het evangelie is de reden van het lijden dat hij ondergaat. Maar dat brengt geen verandering in zijn overtuiging.

Hij heeft Timotheüs aangespoord zich niet te schamen (2Tm 1:8). Dat kan hij doen omdat hij zich ook zelf niet schaamt. Hij wordt door geen enkele tegenstand in verwarring gebracht. Dat komt omdat hij niet gelooft in een dogma, een leerstelling, maar in een Persoon. Hij weet “Wie” hij heeft geloofd. Hij leeft vanuit een levende relatie met die Persoon.

Hij kent de kracht van die Persoon. Met die God heeft hij al zoveel ervaringen opgedaan, dat hij daardoor nu een diepgewortelde overtuiging bezit aangaande Hem. Hij heeft vele malen ervaren waartoe God in staat is. God is niet van de troon gestoten, maar heeft alle macht. Aan Hem heeft Paulus zijn pand toevertrouwd. Dit pand is het evangelie dat God hem heeft toevertrouwd (vgl. 2Tm 1:14; 1Tm 6:20). Hij zit gevangen en kan niet meer vrij rondreizen en zo met zijn pand werken, maar God blijft en Paulus weet dat Hij verder zal werken met dit pand.

Zo wordt het evangelie nog steeds gepredikt en ook zijn brief wordt nog steeds gelezen, zoals jij nu doet. Zoals Paulus de resultaten van zijn dienst in de handen van de Heer legt, zo mag jij dat ook doen. We hoeven de ontwikkelingen niet zelf in de hand te houden. Het is niet onze zaak, het is de gemeente van God. We mogen er zeker van zijn dat wat we bij Hem in bewaring geven, bij Hem veilig is. Diefstal of verlies is onmogelijk.

De zekerheid van de bewaring heeft een geldigheidsduur, en wel “tot die dag”, dat is de dag van de verschijning van de Heer Jezus. Het is de dag waarop de Heer Jezus alles zal belonen. Voor de hoogte van de beloning kijkt de Heer niet naar het succes dat je hebt behaald, maar of je trouw bent geweest in wat Hij je heeft opgedragen. Dan zul je, net als Paulus, alles wat je aan Hem hebt toevertrouwd, bij Hem terugvinden. Tot zo’n opstelling kom je alleen als je weet in Wie je hebt geloofd.

Lees nog eens 2 Timotheüs 1:9-12.

Verwerking: Wat leer je in deze verzen kennen van het voornemen en de genade van God?

Copyright information for DutKingComments