2 Timothy 2:10

De Heer geeft inzicht in alle dingen

2Tm 2:7. Het lijkt mij dat de voorbeelden in de vorige verzen best wel duidelijke taal spreken. Toch wijst Paulus Timotheüs er met nadruk op te letten op wat hij zojuist heeft gezegd. “Let wel op” betekent met het verstand vatten, erover nadenken, overwegen. Paulus geeft hier Timotheüs een vermaning in de vorm van een gebod. Hij wil dat Timotheüs door na te denken de werkelijke betekenis gaat begrijpen van de gebruikte voorbeelden. Deze instelling is natuurlijk van belang bij het lezen van het hele Woord van God. Je krijgt inzicht van de Heer als je over Zijn Woord nadenkt. Je zult Zijn gedachten leren begrijpen.

Hier zie je, zoals zo vaak in de Schrift, de verbinding tussen wat jíj moet doen en wat de Héér doet. Hoe meer je over de Schrift nadenkt en die overweegt in je hart, des te groter wordt de activiteit van de Heilige Geest om het onderwijs ervan aan je hart duidelijk te maken. Als je in rust en vrede in Gods tegenwoordigheid bezig bent met Zijn Woord, komt de Heer bij je en geeft je inzicht. Niet door het gebruik van je verstand – hoewel dat er niet los van staat –, maar door de werking van de Heilige Geest dring je in Goddelijke dingen in en begrijp je ze.

2Tm 2:8. Bij alle nadenken over de Schrift is het belangrijk dat je “Jezus Christus in herinnering” houdt. Om Hem gaat het, Hij is het middelpunt van al Gods gedachten. Inzicht in alle dingen is bovenal inzicht in Wie Jezus Christus is en wat Hij heeft gedaan.

Paulus helpt je ook op weg door twee hoofdpunten van de waarheid te noemen die met Christus samenhangen (vgl. Rm 1:3). In de eerste plaats moet je Hem in herinnering houden “als uit [de] doden opgewekt”. Waaraan mag je denken als je nadenkt over Hem als de uit de doden Opgewekte? Dan denk je aan God, Die machtig is om door Zijn scheppende en levendmakende kracht iets geheel nieuws tot stand te brengen. De opwekking van de Heer Jezus is daarvan het bewijs en het begin. Met de wereld, de zonde en de dood heeft God niets te doen. Daarover moet Hij het oordeel brengen. Wat Christus heeft gedaan, opent een nieuwe wereld, met nieuwe mensen, waarin alles in overeenstemming is met God en waarin Christus het middelpunt is.

Er is nog iets wat je in herinnering moet houden in verbinding met Jezus Christus en dat is dat Hij “uit [het] geslacht van David” is. Dat bepaalt je erbij dat God trouw is aan de beloften die Hij heeft gedaan aan Zijn volk Israël. Al die beloften zal Hij vervullen. In de toekomst zal Israël weer in het land wonen dat God hun heeft gegeven. Daar zal de Heer Jezus als de ware Zoon van David, als de beloofde Messias, zitten op de troon van Zijn vader David in de stad van Zijn vader David. Dan zal Hij vanuit Jeruzalem de wereld regeren in vrede en gerechtigheid.

Nog een keer. Als ‘opgewekt uit de doden’ is Hij nu de levende Heer in de hemel. Daar leeft Hij altijd om voor jou tussenbeide te treden bij God (Rm 8:34; Hb 7:25). Hij weet hoe moeilijk het is om als eenling trouw te blijven aan Gods Woord. Bij ‘uit het geslacht van David’ mag je eraan denken dat aan het lijden een einde komt als Hij komt om te regeren. Dan zullen de dingen op aarde net zo zijn als in de hemel, helemaal in overeenstemming met God. Zo Hem in herinnering te houden geeft je kracht om in deze laatste dagen tot Zijn eer te leven.

Wat Paulus zegt, wijkt niet af van wat hij “mijn evangelie” noemt. Dat wil zeggen dat hij dit heeft verkondigd in zijn prediking van het evangelie en hij heeft het ook zelf in herinnering gehouden. Daarom heeft hij tot nu toe volgehouden en de moed niet opgegeven. Daarom is hij ook nu nog krachtig in het geloof en kan hij Timotheüs hiermee bemoedigen. Wat hij schrijft, geldt voor alle tijden, ook voor nu, en voor iedere gelovige, ook voor jou.

2Tm 2:9. Op grond van de prediking van het evangelie en zijn overgave daaraan lijdt hij deze dingen. Hij is geen boosdoener, want hij heeft geen enkel strafbaar feit gepleegd. Toch krijgt Paulus dezelfde naam als de twee gekruisigden naast de Heer Jezus, die ook ‘boosdoeners’ worden genoemd (Lk 23:32; 39). Het maakt duidelijk wat de maatschappij van hen en hem vindt. Men stelt hem op één lijn met zulke mensen. Bovenal is hij hier in het voetspoor van zijn Meester Die “onder de overtreders is geteld” (Js 53:12).

Hij is zo onder de indruk van het evangelie, dat hij daarvoor alles over heeft. Zijn handen mogen dan geboeid zijn, het Woord van God kan niet geboeid worden. Zijn geloof in de kracht daarvan is ongebroken. De kracht van Gods Woord kan door niets menselijks worden beperkt of tenietgedaan. De verbreiding ervan zal doorgaan. Het zal harten en gewetens overtuigen en mensen bevrijden van geestelijke boeien. Het Woord van God zal elke tegenstand overwinnen.

De mens is als gras dat verdort, maar het Woord van God houdt eeuwig stand, het blijft tot in eeuwigheid (Js 40:6-8; 1Pt 1:24-25). Als een instrument door gevangenschap of de dood verhinderd wordt het Woord actief te verbreiden, zal God nieuwe instrumenten inzetten. Ben jij inzetbaar?

2Tm 2:10. Hoewel Paulus uitgeschakeld is wat de prediking betreft, is hij niet uitgeschakeld wat zijn betrokkenheid betreft. Zijn gevangenschap en lijden horen erbij. Paulus weet dat God zijn boeien en ontberingen gebruikt om “de uitverkorenen” te bereiken en te zegenen. Daarom heeft hij het er graag voor over. Hij denkt niet aan zijn eigen pijn en moeiten, maar aan de uitverkorenen. Ter wille van hen verdraagt hij alles.

Ook op deze manier lijkt hij op zijn Heer. De Heer Jezus heeft ook alles verdragen ter wille van de uitverkorenen. In Zijn verzoeningswerk voor ieder van de uitverkorenen is Hij natuurlijk uniek. Daarin kan geen ander Hem navolgen of dat met Hem delen. Je kunt wel delen in Zijn toewijding en het lijden dat dit van de kant van mensen met zich meebracht. Dat is een voorrecht.

Paulus’ hart gaat uit naar allen die behouden zullen worden door de prediking van het evangelie. Hoe meer er behouden worden, hoe groter de heerlijkheid van de Heer Jezus is (Sp 14:28a). God heeft mensen op het oog die Hij wil behouden. In Zijn raadsbesluit heeft Hij ook bepaald dat jij gered zou worden. Dat wist jij niet voordat het evangelie tot je kwam en jij geloofde. Jij weet ook niet wie God in Zijn raadsbesluit heeft opgenomen om behouden te worden. Dat is volledig Gods zaak en niet die van jou.

Voor jou geldt dat God wil dat alle mensen behouden worden. Daarom moet het evangelie aan alle mensen worden gepredikt. Gods liefde gaat naar alle mensen uit (Jh 3:16). Zo hoort het ook bij ons te zijn (2Ko 5:14). Dat de uitverkorenen het zullen aannemen, is een extra motief om alle tegenstand en verwerping te verdragen. Om hen gaat het. Het wordt hier voorgesteld alsof het van jouw inzet afhangt dat de uitverkorenen ook inderdaad behouden zullen worden. Op die behoudenis volgt een eeuwige heerlijkheid. Ook die is het deel van de uitverkorenen. Paulus is niet voor minder gegaan. Hoe is dat met jou?

2Tm 2:11. Voor de vierde keer wijst Paulus erop dat het woord betrouwbaar is (1Tm 1:15; 1Tm 3:1; 1Tm 4:9). In de volgende brief zegt hij het nog één keer (Tt 3:8). Het slaat op wat hij zojuist heeft gezegd, daar kun je van op aan. Het is ook van toepassing op wat volgt. Hij bevestigt nog een keer dat, al kan hij zijn dienst niet meer doen, het Woord blijft. Je vindt er alles in wat je nodig hebt om te weten hoe God wil dat je leeft en wat Zijn plannen zijn met jou, de gemeente, Israël en de wereld.

Uitgangspunt is dat je met Christus gestorven bent. Het woord “als” moet je niet opvatten als twijfel of onzekerheid, maar in de zin van ‘als het dan zo is dat’. Als het zo is dat je “met [Hem] gestorven” bent, is er een einde gekomen aan het leven voor jezelf, een leven dat je leefde zonder rekening te houden met God. Je hebt erkend dat je als zondaar in de zonde leefde en dat God je daarvoor eeuwig in de hel had moeten werpen. Het antwoord van God op die belijdenis was Zijn evangelie. Daarin heeft Hij je bekendgemaakt dat Christus voor jou het oordeel heeft ondergaan en dat Hij jou in Hem oordeelde. Toen Christus stierf, stierf jij met Hem.

Maar Christus bleef niet in de dood. Hij stond op. En daarom ben jij ook opgestaan en leef je. Alleen leef je nu niet meer voor jezelf, maar voor Hem (Gl 2:20). Als dat zou betekenen dat je evenals Christus de martelaarsdood zou moeten sterven, dan zul je evenals Christus toch leven en wel met Hem.

2Tm 2:12. Nu is het sterven van de martelaarsdood niet voor iedereen weggelegd. Wel zal ieder die getuigt van de Heer Jezus een vorm van lijden ervaren. Tegenover het verdragen daarvan staat dat je met Hem zult regeren. Het toekomstige koninkrijk wordt hier verbonden met lijden (vgl. Hd 14:22; Rm 8:17; 2Th 1:4-5). Zicht op die geweldige toekomst waar je samen met de Heer Jezus zult regeren, geeft vandaag kracht om smaad en verwerping te verdragen. Straks samen met Hem regeren is een beloning voor het verdragen nu.

Je ziet dat het regeren met Hem nu nog niet aan de orde is. Regeren is nu niet onze opdracht, maar verdragen. Eerder heeft Paulus dat ook al aan de Korinthiërs voorgehouden, die ook graag een voorschot op de regering in het vrederijk wilden nemen omdat ze geen zin hadden in smaadheid lijden (1Ko 4:8-13). De Heer Jezus heeft het volmaakte voorbeeld gegeven door tegen Pilatus te zeggen, toen Hij mishandeld werd: “Maar nu is Mijn koninkrijk niet van hier” (Jh 18:36).

Na enkele keren een positief ‘als’ met een overeenkomstige belofte, komt er nu enkele keren een negatief ‘als’ met een overeenkomstig gevolg. Christus “verloochenen” wil zeggen tegen beter weten in ontkennen Hem te kennen. Dat gebeurt als mensen die belijden met de Heer Jezus in verbinding te staan, tegenover andere mensen die verbinding met Hem verloochenen.

Een duidelijk voorbeeld heb je in de verloochening door Petrus (Mt 26:69-74). Van Petrus weten we zeker dat hij een gelovige is, want hij heeft deze zonde beleden en de Heer heeft hem vergeven. Deze zonde kan door iedere gelovige worden begaan. Als dat gebeurt, moet de Heer die gelovige verloochenen, zoals Hij ook Petrus heeft moeten verloochenen. Vanaf het moment dat Petrus de Heer Jezus verloochende, heeft de Heer tegen Zijn Vader gezegd dat Hij Petrus niet kende.

Dat wil niet zeggen dat de Heer Petrus niet in het oog hield en hem tot berouw bracht (Lk 22:61-62). Maar tot het ogenblik van berouw ontkende de Heer voor Zijn Vader dat Hij Petrus kende. Deze verloochening door de Heer houdt ook in dat Petrus zegen en loon verloor die hij had gekregen als hij de Heer niet had verloochend. Het verloochenen van de Heer heeft een gevolg voor het heden en voor de toekomst.

Ook mensen die alleen maar met hun mond belijden dat zij de Heer kennen, Hem aanspreken met “Heer, Heer” (Mt 7:21), komen in situaties waarin zij Hem verloochenen. De Heer zal ook hen verloochenen, maar de consequenties daarvan zijn oneindig veel erger. Zij zullen voor eeuwig door Hem worden verloochend (Mt 10:33; Mt 7:22-23).

Lees nog eens 2 Timotheüs 2:7-12.

Verwerking: Wat leer je hier over de Heer Jezus en jouw verbinding met Hem?

Copyright information for DutKingComments