3 John 9-10

Nederlandse verzen (8-15)

Diótrefes, Demétrius en de vrienden

3Jh 1:8. Als Johannes Gajus heeft gezegd waar hij goed aan doet, betrekt hij zichzelf in de aansporing door te spreken van “wij”. Hij, Johannes, behoort net zo goed als iedere andere gelovige hen te ontvangen die voor de Naam zijn uitgegaan. Hij laat hiermee zien dat hij niet alleen iets aan een ander voorhoudt, maar het ook zelf in praktijk brengt. Hij geeft het goede voorbeeld. Dat is de beste manier om elkaar aan te vuren in praktische liefde. Deze aansporing vormt een enorm contrast met de vorige brief, waarin je is verteld dat de geringste medewerking aan de verspreiding van valse leer gemeenschap met boze werken tot gevolg heeft.

Door op praktische wijze gelovigen te ondersteunen die Gods Woord brengen, word je ‘medewerker van de waarheid’. Zo heeft ieder, ook jij, een eigen plaats en functie in het verbreiden van de waarheid. Zo zijn de Filippenzen medewerkers van het evangelie door de gave die ze de apostel Paulus hebben gestuurd (Fp 1:5; Fp 4:15). Ze zijn misschien geen evangelisten, maar ze werken eraan mee, want zonder hun ondersteuning kan het werk niet doorgaan. Wie werkt en wie ondersteunt ontvangen dezelfde beloning van de Heer (Mt 10:41).

3Jh 1:9. Gajus heeft deze bemoediging nodig omdat er een Diótrefes in de gemeente aanwezig is. Omdat de gemeente verantwoordelijk is voor wat er in haar midden gebeurt, heeft Johannes “aan de gemeente … geschreven”. Die brief, waarin hij schrijft over het ontvangen van hen die de waarheid verkondigen, is in elk geval niet aan Diótrefes gericht, al wil die het hoofd van de gemeente zijn. De brief waarnaar Johannes Gajus verwijst, is niet voor ons bewaard gebleven.

Diótrefes is iemand die ‘onder hen groot wil zijn’ (Mt 20:26), maar dat niet doet op de manier die de Heer aangeeft. De meeste of de eerste willen zijn is een kwaad dat in ons allen schuilt. De Heer geeft met het voorbeeld van de voetwassing aan hoe Hij is en hoe Hij wil dat wij, die Hem Meester en Heer noemen, zullen zijn (Jh 13:1-20).

Diótrefes heeft de eerste plaats lief. Hij handelt uit partijzucht en eigen roem en daarmee volkomen tegengesteld aan de gezindheid van de Heer Jezus (Fp 2:3-4). Hij gaat zelfs zo ver, dat hij de apostelen niet aanneemt. Volgens de eerste brief is het een teken dat hij niet uit God is, want wie uit God is, hoort de apostelen (1Jh 4:6). Deze Diótrefes wil de eerste zijn in invloed en gezag en plaatst zich daarmee boven de gelovigen. Er is geen reden om aan te nemen dat hij in enig opzicht antichristelijke leringen aanhangt. Het gaat hem om zichzelf.

Het is opmerkelijk dat er in de Bijbel personen zijn met namen die een rangorde aangeven. Zo is er sprake van ‘broeder Quartus’, dat betekent ‘vierde’ (Rm 16:23), van ‘Tertius’, dat betekent ‘derde’ (Rm 16:22) en van ‘Secundus’, dat betekent ‘tweede’ (Hd 20:4). Iemand met de naam ‘Primus’, dat betekent ‘eerste’, is echter niet te vinden. Die naam komt alleen de Heer Jezus toe, want Hij is Degene Die in alle dingen de eerste plaats inneemt (Ko 1:18). Deze plaats matigt Diótrefes zich aan. Hij wil graag “de eerste” zijn.

De tegenstelling tussen Gajus en Diótrefes is groot. Gajus wandelt in waarheid en liefde, heeft de broeders lief en dient vreemden. Diótrefes wandelt in hoogmoed, heeft zichzelf lief en haat dienaren die Gods waarheid brengen. Ze bevinden zich beiden in dezelfde gemeente. Hoe vaak is deze situatie al in de geschiedenis van de christenheid voorgekomen!

3Jh 1:10. Over Diótrefes deelt Johannes nog het een en ander aan Gajus mee. Hij zegt tegen hem dat Diótrefes de kracht van de apostel zal ervaren. Dit is geen grootspraak van Johannes. Hij zal met apostolisch gezag optreden. Hij matigt zich niet aan door een bevel orde op zaken te stellen. Alles wat Johannes doet, is de aandacht vestigen op de waarheid, ook als het een vrouw betreft, zoals in zijn tweede brief.

Hij zal Diótrefes confronteren met zijn “werken”, die in strijd zijn met de waarheid. De hele kwestie van het wel of niet opnemen van predikers wordt namelijk alleen beslist door de leer die zij brengen. Brengen zij de waarheid niet? Groet hen dan niet. Brengen zij de waarheid? Ontvang hen dan, ondanks alle Diótrefessen in de gemeente.

Behalve dat Diótrefes boze werken heeft, “zwetst” hij ook nog. Hij kletst onzin. Zijn “boze woorden” zijn onzinnig, ze hebben geen enkele grond. Ze worden in een boosaardige gezindheid geuit en zijn boosaardig van inhoud.

Het blijft bij hem niet bij woorden. Ook uit zijn praktijk blijkt dat hij een slecht man is. Hij wil niets met ware dienaren te maken hebben, want die ziet hij als een bedreiging voor zijn eigen positie. Daarom neemt hij hen en hun boodschap en daardoor ook hun Zender niet aan. Hij wijst hen af. Hij heeft een hoge dunk van zichzelf en veracht anderen. Hij is het soort dienaar dat zijn mededienaren begint te slaan (Mt 24:49). De man is misschien goed begonnen, maar hij ontpopt zich als een tegenstander van Gods werk en daardoor van Christus. Hij kan het niet accepteren dat een ander meer eer krijgt dan hij. Zo ging het met koning Saul ook (1Sm 18:6-9).

Als een echte sekteleider bepaalt hij, en niemand anders, dat niemand de ware dienaar van God mag ontvangen. Diótrefes schijnt zó’n heersende positie te hebben ingenomen, dat hij eigenmachtig iedereen uit de gemeente gooit die het niet eens is met zijn beleid en ongehoorzaam is aan zijn bevel om de broeders niet te ontvangen. Uit de gemeente gegooid worden wil zeggen de toegang tot de plaatselijke gemeente ontzeggen, want niemand kan een ander uit de gemeente als het lichaam van Christus verwijderen.

Diótrefes heeft zichzelf tot dictator uitgeroepen, die zijn macht in stand houdt door de gemeenteleden te intimideren. Wat moeten ze met onbekende en mogelijk minder begaafde broeders? Hij, Diótrefes, is er toch?

Als iemand echter de waarheid brengt, hebben we hem op te nemen. Het is juist belangrijk naar verschillende broeders te luisteren en van hen het Woord te horen. Iedere broeder is beperkt en eenzijdig. De gemeente is niet gediend met altijd alleen maar naar een en dezelfde persoon te moeten of te willen luisteren. Er moet gelegenheid zijn tot het uitoefenen van de verschillende gaven.

3Jh 1:11. Na de schildering van de situatie met betrekking tot Diótrefes en tegenover het totale gebrek aan liefde bij Diótrefes, moet het voor Gajus als olie in de wonde hebben gevoeld dat Johannes hem weer aanspreekt met ‘geliefde’. Johannes roept hem op geen navolger van “het kwade” te worden, maar in tegenstelling daarmee “het goede” te volgen (1Pt 2:21). We moeten het kwade overwinnen door het goede (Rm 12:21). Het kwade wordt voorgesteld in Diótrefes in de voorgaande verzen, het goede wordt voorgesteld in Demétrius in het volgende vers.

In het tweede deel van 3Jh 1:11 hoor je weer de absolute taal van Johannes. Ook al hebben we te doen met een arme rondtrekkende broeder, als hij “goeddoet”, als dat zijn kenmerk is, betekent het dat hij nieuw leven heeft en is hij uit God. Hetzelfde geldt voor het doen van het kwade. “Wie kwaad doet” en wandelt in een kwade weg en heeft geen gemeenschap met God, ook al neemt hij de voornaamste plaats in de gemeente in of eist hij die voor zichzelf op, zoals Diótrefes.

3Jh 1:12. Johannes wijst Gajus op Demétrius. Demétrius lijkt een van de rondreizende broeders te zijn. Hij kan wel eens de persoon zijn die het getuigenis bij Johannes is komen brengen aangaande Gajus en de gemeente. Hij verkondigt ook de waarheid. Hij heeft een goed getuigenis, niet alleen van de gelovigen, maar ook van hen die geen deel uitmaken van de gemeente (1Tm 3:7). Het woord “allen” kan namelijk zowel op gelovigen als op ongelovigen slaan (vgl. 1Th 1:8). Hij heeft twee soorten getuigen: alle mensen die hem kennen, en de waarheid. De waarheid is als het ware een persoon.

De vruchten van zijn dienst getuigen ervan dat hij de waarheid heeft gebracht. Zijn leven is een constante uiting van de waarheid. Als iemand naar Demétrius keek en vervolgens naar de waarheid, dan zag hij dat wat Demétrius deed, beantwoordde aan wat de waarheid voorschrijft. Ook Johannes getuigt van hem als een onderstreping van de voorgaande getuigenissen. Hij veronderstelt dat Gajus zijn getuigenis als waarachtig zal aanvaarden en niet als onwaar of onbetekenend van de hand zal doen.

3Jh 1:13-14. Evenals in de tweede brief besluit Johannes dit schrijven met een persoonlijke noot. Hij wil het niet bij schrijven laten, maar hoopt Gajus spoedig te ontmoeten om dan verder met hem te spreken. Het met elkaar spreken is de beste manier voor gemeenschap. Welke middelen we voor contact ook mogen gebruiken, zoals papier, telefoon en e-mail of andere sociale media, het is toch niet een werkelijke vervanging voor het directe contact. Het is bedroevend als in een plaatselijke gemeente de geschillen worden behandeld via brieven per e-mail of appjes en niet in een gesprek, waarbij je elkaar in de ogen kunt kijken.

3Jh 1:15. Zijn wens voor Gajus “vrede zij u” is extra hard nodig in deze gemeente waarin iemand als Diótrefes actief is en waar grote onvrede zal hebben geheerst. Toch is het mogelijk om in een dergelijke situatie persoonlijk vrede in het hart te hebben (Jh 14:27; Jh 20:19; 26). Dit betekent niet dat er onverschilligheid is ten aanzien van iemand als Diótrefes, maar een vertrouwen op God dat Hij op Zijn tijd – hier door de komst van Johannes – een einde aan die situatie zal maken.

Johannes noemt de broeders hier “vrienden”. Zo heeft de Heer Zijn discipelen genoemd (Jh 15:13-15; vgl. Jh 11:11; Hd 27:3). Het spreekt van een vertrouwelijke omgang en genegenheid. Gastvrijheid is in het Duits ‘Gastfreundschaft’, dat letterlijk ‘gastvriendschap’ betekent. Gastvrijheid maakt van broeders vrienden. Er ontstaan vriendschapsbanden.

Er zijn vrienden bij Johannes en er zijn vrienden bij Gajus. Die vrienden vormen niet een onpersoonlijke groep, maar met ieder van hen is een speciale band. Vrienden ken je “bij name”. Die uitdrukking komt alleen nog voor in Johannes 10, waar je leest dat de Heer Jezus Zijn schapen “bij name” kent (Jh 10:3). Hierin zie je dat Johannes een goede navolger is van de goede Herder.

Terwijl Johannes zijn tweede brief met een familiegroet heeft afgesloten, eindigt hij deze derde brief met een vriendengroet.

Lees nog eens 3 Johannes 1:8-15.

Verwerking: Welke kenmerken heeft Diótrefes en welke heeft Demétrius?

Copyright information for DutKingComments